Interview with Gotscha
Lagidse / Europian Blades Mag. by Bas Martens
Young Gotscha was fascinated early on in his life
with his current field of expertise. At the age of fourteen he began
to forge chain mail. The wire he needed, he pulled out of the tires
of old trucks which would otherwise be burned by the construction
workers during the winter to keep them warm. In 1986, Gotscha began
a study in Georgian armour. He made himself a complete suit of
armour, wrote an article about it, and worked for two years in an
open-air museum following his formal education as an electrical
engineer.
When the Soviet Union disintegrated Georgia
became independent. It was a difficult time and in the early
ninety’s Gotscha left for the Netherlands. His choice to move there
was for a simple reason: at the end of World War II, his family
members fought in the uprising of the Georgians against the Germans
on the island of Texel. In April 1945, the Georgian Wehrmacht
soldiers, who were stationed on the island, revolted against the
Germans. Out of the eight hundred Georgians at least 565 were
killed, in addition to the 120 civilians and the more than
eight-hundred Germans. To this day, some Georgians travel to Texel
to commemorate the victims annually. In that sense, the Netherlands
was known to Gotscha but to get to work there proved difficult.
The first step on his road to fame came with the
display of Gotscha's Georgian suit of armour in the ‘Juttersmuseum’
on Texel, during an exhibition on the Georgian revolt. The armour
was seen by people from the Dutch Army Museum. Gotscha was invited
to an open doors day at the museum to give a demonstration in the
crafting of a coat of mail; wherein each ring was flattened and
forged separately, per the proper historical fashion. His talent for
perfection attracted the attention of the chief curator Jan Piet
Puype, who had been looking for someone to craft a historically
accurate suit of armour for the museum for years.
Maurits
Eventually, Gotscha was asked by the Army Museum
to make a replica of the armour of Prince Maurits of Nassau. The
original – from around 1590 – had been presented by Maurits himself
in 1595 as a gift to Archduke Ferdinand of Tyrol, who was an avid
collector of royal arms and armour. Today, it is exhibited in the
Hofjagd- und Rüstkammer of the Kunsthistorisches Museum in Vienna.
The Dutch Army Museum received the harness on loan and was granted
the exceptional opportunity to dismantle it for study and the taking
of measurements. The museum was still cautious however in
proceeding. Gotscha’s contract at the time was then divided into
four parts: helmet, chest and back plate, arm plates and leg armour.
Officially, each section had to be approved before the next part of
the contract was granted.
Gotscha made the replica in 1997 and it was a
masterpiece made up of: 177 separate sheet metal parts, both cold-
and hot- forged; polished; flame-blued and partly lined with
leather; and about 800 plated and non-plated fixings. It consisted
of more than 1900 hours of work, excluding the research. It was a
sculpture of metal and firmly established Gotscha's reputation in
the Dutch museum world.
Quickly afterwards Gotscha received several major
orders. The well-known collector Henk Visser ordered a helmet and a
pair of gloves to be crafted, modelled after the armour of Maurits
in addition to a miniature of the complete suit of armour. Gotscha
made a pikeman’s cuirass for the Army Museum in 2002/2003, and a
children's suit of armour modelled after that of Prince Maurits for
the Army Museum in 2004.
The recommendations from the Netherlands
Institute for Cultural Heritage and these museums ensured he
received Dutch citizenship, "based on his specific expertise, the
historic metalwork”.
In the meantime, Gotscha focused on the
restoration of antiques, edged weapons and armour. Restoration work
brings Gotscha his livelihood. But in addition, he works incessantly
on his passion: edged weapons, and especially historical swords. He
makes only one or two swords per year but they are all special and
precious specimens.
Collaboration
With these bladed weapons, Gotscha likes to work
with blacksmiths and engravers, mostly from Georgia, who provide an
equally high quality of work as he himself does. Gotscha always does
the design, metalwork, assembly and finishing but, for example, he
does not forge damask. Gotscha's ‘employees’ are always
recognizable. In addition to his own maker's mark (the letters G and
L in Georgian characters within an oval) you can also find the marks
of the damask maker or engraver - a sympathetic gesture which is
rarely seen among other blade makers.
Gotscha’s blades are made in a traditional style
but they are not replicas. They are inspired by historical example
from South Asia and the Middle East. As always there is an
exception. In 2009 Gotscha made a replica of the Shamshir (a classic
Persian sword) modelled after that of the Georgian king Erekle II
Bagrationi (1720-1798) whose original is in the Georgian National
Museum in Tbilisi. A tribute to the history of his homeland. For
despite his Dutch nationality, Georgia continues to be his great
source of inspiration.
Gotscha is still full of plans and ideas.
Notably, on his ‘wish list’ is a historically accurate
reconstruction of the suit of armour William of Orange owned.
Meanwhile, he can still marvel at the turn his life has taken. "I'm
not really religious," he says, "but I think it is the work of God
that I am here in the Netherlands. I came here without family,
without friends, without work. How could I have been so lucky?"
Far more than we can show here can be found at
Gotscha's website www.gotscha.nl
Reportage Gotscha Lagidse,
Messenmarkt #29, december 2015
Harnasmaker, edelsmid, zwaardveger, metaalbewerker: Gotscha Lagidse
(50), is een veelzijdig man. Door zijn opdrachtgevers wordt hij de
hemel in geprezen, om de originaliteit en kwaliteit van zijn werk.
Alle reden voor een bezoek.
Zelfs na lang piekeren is er geen
betere benaming te vinden: Gotscha Lagidse is een metaalkunstenaar.
Een tovenaar met ijzer en staal. Met zeldzaam perfectionisme smeedt
hij sabels en zwaarden, harnassen, helmen en maakt maliënkolders,
stuk voor stuk van een bijzondere kwaliteit. Hij is edelsmid en
restaurateur, harnasmaker en zwaardveger – een meester in die
eeuwenoude oude specialisaties van het smidsvak, met tal van prijzen
bekroond. Maar daarmee doen we hem nog tekort, want Gotscha maakt
even gemakkelijk uitstapjes naar leerwerk, schilden, kruisbogen en
houten pijlenkokers. Slechts één ding hebben al die werkzaamheden
gemeen: een hechte band met het verleden, en dan liefst het verleden
van zijn geboorteland, Georgië.
Toen Gotscha Lagidse vijftig jaar
geleden het levenslicht zag, was Georgië nog onderdeel van de
Sovjet-Unie. Een van de vele overheersers van een trots land, dat
eeuwenlang van alle kanten belegerd werd. “Iedereen wilde Georgië
hebben”, zegt Gotscha. Het resultaat is een roemruchte
krijgsgeschiedenis, met een geheel eigen stijl in uitrusting en
bewapening.
De jonge Gotscha raakte daar al snel
door gefascineerd. Op zijn 14de begon hij maliënkolders
te smeden. Het ijzerdraad haalde hij uit vrachtautobanden, die
bouwvakkers ’s winters verbrandden om warm te blijven. In 1986 begon
Gotscha met een studie naar Georgische wapenrustingen. Hij maakte
zelf een complete uitrusting, schreef er een artikel over, en werkte
twee jaar in een openluchtmuseum, na zijn opleiding tot
elektro-ingenieur.
Toen de Sovjet-Unie uiteenviel, werd
Georgië onafhankelijk. Het was een moeilijke tijd, en begin jaren
negentig vertrok Gotscha naar Nederland. Zijn keus voor ons land had
een simpele reden: familieleden hadden aan het eind van de Tweede
Wereldoorlog meegevochten in de opstand van de Georgiërs op het
eiland Texel. Begin april 1945 kwamen Georgische militairen van de
Wehrmacht, die op Texel waren gelegerd, in opstand kwamen tegen de
Duitsers. Van de achthonderd Georgiërs kwamen er minstens 565 om het
leven, naast 120 Texelaars en ruim achthonderd Duitsers. Nog steeds
komt elk jaar een aantal Georgiërs naar Texel om de slachtoffers te
herdenken. In die zin was Nederland dus bekend. Maar om hier aan de
slag te komen was lastiger.
De eerste stap op weg naar bekendheid
was de expositie van Gotscha’s Georgische harnas in het
Juttersmuseum op Texel, bij een tentoonstelling over de Georgische
opstand. De wapenrusting werd gezien door mensen van het
Legermuseum. Gotscha werd uitgenodigd om op een open dag van het
museum een demonstratie te geven van het maken van een maliënkolder,
waarbij elke ring naar historisch voorbeeld afzonderlijk was
dichtgeklonken. Dat perfectionisme trok de aandacht van
hoofdconservator Jan Piet Puype, die al jaren op zoek was naar
iemand die voor het museum een historisch verantwoord harnas kon
maken.
Maurits
Uiteindelijk werd Gotscha door het
Legermuseum gevraagd een replica te maken van het harnas van prins
Maurits van Nassau, uit ca. 1590. Het origineel werd door Maurits
zelf al in 1595 cadeau gegeven aan aartshertog Ferdinand von Tirol,
een verwoed verzamelaar van vorstelijke wapens en harnassen.
Tegenwoordig staat het in de Hofjagd- und Rüstkammer van het
Kunsthistorisches Museum in Wenen. Het Legermuseum kreeg het harnas
te leen, en bij hoge uitzondering mocht het uit elkaar worden
gehaald om het te bestuderen en op te meten. Het museum was nog
voorzichtig. De opdracht was in vieren verdeeld: helm, borst- en
rugplaat, armharnas, en beenharnas. Officieel moest telkens één deel
worden goedgekeurd voor de opdracht voor het volgende werd verleend,
maar Gotscha kon al snel zijn gang gaan.
Hij maakte de replica in 1997: een
meesterstuk van 177 losse plaatdelen, zowel koud als warm gesmeed,
gepolijst, met vlam geblauwd en deels gevoerd met leer, en ongeveer
800 vergulde en niet vergulde bevestigingsonderdelen. Ruim 1900 uur
werk, de research niet meegerekend. Een beeldhouwwerk in metaal,
waarmee Gotscha’s reputatie in de Nederlandse museumwereld in één
klap was gevestigd.
In korte tijd kreeg Gotscha
verschillende grote opdrachten: de bekende verzamelaar Henk Visser
bestelde een helm en een paar handschoenen van het harnas van
Maurits, en een miniatuur van het complete harnas; Gotscha maakte
een piekeniers harnas voor het Legermuseum in 2002/2003, een
kinderharnas van Prins Maurits voor het Legermuseum in 2004, en het
harnas van Jan van Schaffelaar, of althans een harnas zoals hij dat
gedragen zou kunnen hebben, voor het Veluws Museum Nairac. De
aanbevelingen van het Instituut Collectie Nederland en deze musea
leidden ertoe dat hij de Nederlandse nationaliteit kreeg, ‘op grond
van zijn specifieke deskundigheid, de historische metaalbewerking’.
Na 2004 werd het qua werk moeilijker.
Gotscha’s grote bewonderaar bij het Legermuseum, Jan Piet Puype,
ging met pensioen. Budgetten werd kleiner. Gotscha hield zich een
tijdje bezig met het maken van buitenlantaarns en koperen lampen,
deels naar eigen ontwerp en deels naar historisch voorbeeld. Hij
werkte een jaar voor een bedrijf in speciale buitenverlichting in
Middelburg, maar stopte daar weer mee vanwege een grote opdracht
voor een verzamelaar.
Inmiddels heeft hij zich toegelegd op
restauratiewerk, van antiek, blanke wapens en wapenrustingen. Met
dat restauratiewerk voorziet Gotscha in zijn levensonderhoud. Maar
daarnaast werkt hij onophoudelijk aan zijn passie: blanke wapens, en
dan met name historische zwaarden. Dat gaat niet hard – één of twee
zwaarden per jaar – maar het zijn stuk voor stuk bijzondere en
kostbare exemplaren, die hij bezwaarlijk van de hand doet.
Samenwerking
Bij zijn blanke wapens werkt Gotscha
graag samen met smeden en graveurs, veelal uit Georgië, die een even
hoge kwaliteit leveren als hijzelf. Gotscha doet altijd het ontwerp,
het metaalwerk, de montage en afwerking, maar hij smeedt
bijvoorbeeld zelf geen damast. Opvallend is dat Gotscha’s
‘medewerkers’ altijd herkenbaar zijn. Naast zijn eigen meesterteken
(de letters G en L in Georgisch schrift in een ovaal) zijn ook de
merken te vinden van de damastsmid of graveur – een sympathiek
gebruik wat je zelden of nooit bij andere messenmakers aantreft.
Zijn blanke wapens, benadrukt
Gotscha, maakt hij in traditionele stijl, maar het zijn geen
replica’s. Ze zijn geïnspireerd door historische voorbeelden uit
Zuidwest Azië en het Midden-Oosten. Ook op deze regel is
vanzelfsprekend een uitzondering: in 2009 maakte Gotscha een replica
van de Shamshir (een klassiek Perzisch zwaard) van de Georgische
koning Erekle II Bagrationi (1720-1798) waarvan het origineel zich
bevindt in het Georgisch Nationaal Museum in Tbilisi. Een eerbetoon
aan de geschiedenis van zijn vaderland. Want hoewel hij inmiddels al
lang de Nederlandse nationaliteit heeft, blijft Georgië zijn grote
bron van inspiratie.
Plannen heeft Gotscha intussen nog
genoeg. Op zijn ‘verlanglijst’ staan nog een historisch verantwoorde
reconstructie van het harnas van Willem van oranje, en een
reconstructie van het harnas van Karel van Egmont, hertog van Gelre.
Gotscha maakte ooit sieraden en beeldjes, vooral van insecten, en
zou dat graag weer doen. Ook heeft hij ideeën voor juwelen en blanke
wapens. Intussen kan hij nog steeds verbazen over de wending die
zijn leven heeft genomen. “Ik ben niet echt kerkelijk”, zegt hij,
“maar ik vind het Gods werk dat ik hier in Nederland ben. Ik ben
hier gekomen zonder familie, zonder vrienden, zonder werk. Hoe kan
het dat ik hier zo veel geluk heb gehad?”
Tekst en foto’s: Bas Martens
Gefascineerd
door het geheim van de smid
BN
DeStem, 1 maart 2012, door André Kies, foto's André Kies
ROOSENDAAL
- Hele veldslagen zijn er mee uitgevochten: met goud ingelegde
zwaarden. Hoe die versierselen op wapens gemaakt werden, is lang een
mysterie gebleven voor de westerse wereld. Nu is er openheid.
Meestergoudinlegger Alexandre uit Georgië geeft zijn geheimen prijs
tijdens workshops.
Een hels
kabaal weerklinkt uit het Centrum voor de Kunsten. Beroepssmeden uit
Engeland, hoogleraren uit Antwerpen, de curator van het Rijksmuseum
Amsterdam en hobbyisten uit Frankrijk en Nederland zijn bijeengekomen in
Roosendaal om deel te nemen aan de workshop goud inleggen.
De op maat gemaakte beitels worden op het harde staal gezet, waarna er
met hamers op wordt geslagen. Hierdoor ontstaan kleine groeven. Daar
wordt in het tweede deel van de workshop het goud ingelegd.
Meestergoudinlegger Alexandre Agdgomelashvili uit Georgië geeft drie
dagen les. Hij is op verzoek van zijn Roosendaalse landgenoot,
meesterrestaurateur Gotscha Lagidse, naar Roosendaal gekomen om deze
workshop te geven. Via dit platform wil hij zijn eeuwenoude vaderlandse
technieken delen.
In de negen jaar dat Alexandre het goudambacht nu beoefent, heeft hij
een eigen oplegtechniek ontwikkeld die is afgeleid van de eeuwenoude
methoden die in Georgië werden gebruikt. Alexandre hanteert zijn eigen
methode voor de workshops.
Hij is blij met het platform dat hij krijgt om deze technieken te delen:
"In Georgië is de techniek lang geleden ontstaan. De eerste smeden
kwamen er ook vandaan. Ik ben trots dat ik mijn vaderlandse kennis en
cultuur kan delen", legt Alexandre uit.
Hij maakt zich intussen op voor het tweede onderdeel van de workshop.
Met behulp van een schrijfbord legt hij het internationale cursistenteam
uit hoe ze het zilver (goud was te duur om te gebruiken voor de
workshop) in de kleine groeven kunnen krijgen. Daarbij legt hij de
nadruk op het opleggen van het Georgische embleem dat als voorbeeld
wordt gebruikt.
Alexandre laat zelf nog even zien hoe het moet en maakt minuscule
krassen op het staal. Met het blote oog zijn ze niet zichtbaar, maar
volgens meesterrestaurateur Gotscha is dit een essentieel onderdeel.
"De kleine krassen houden het zilver vast. Je ziet geen
beschadigingen, maar zo blijft het zilver wel zitten. Dat was ontzettend
belangrijk toen er nog met zwaarden werd gevochten. Het zou immers zonde
zijn als al het goud of zilver van je mooi gedecoreerde wapen er na één
klap afvalt."
Gotscha heeft zijn zelfgemaakte Perzische en Georgische wapens
meegenomen om te laten zien wat er met deze oplegtechnieken gerealiseerd
kan worden. De wapens zijn gedecoreerd met oeroude tekens en emblemen
uit verschillende culturen. De wapens maakt hij zelf, maar het goud laat
hij opleggen door zijn collega Alexandre. Gotscha werkt momenteel aan
zijn Tsolauri: een Georgische sabel die voor het eerst is gemaakt in het
jaar 1890.
De sabel bestaat uit verschillende lagen staal, een ivoren knop
(uiteinde van de sabel) en een met goud bedekte greep. Het wapen valt op
door een Georgiaans gedicht dat met goud op het wapen is aangebracht.
"Het gedicht vertelt het leven van de sabel", vertelt Gotscha
trots. "Zo'n gedicht is voor elke sabel anders. Op dit zwaard staat
geschreven dat het machtig en onverwoestbaar is. Dat de persoon die het
zwaard hanteert zich geen zorgen hoeft te maken, omdat het zwaard
iedereen kan verslaan. Hij is enig in zijn soort, evenals zijn
drager", lacht Gotscha.
Ook de cursisten zijn onder de indruk van de stalen slagwapens. Beide
Georgiërs geven tekst en uitleg over de smeedwijze van de wapens en hoe
het goud daarop is aangebracht.
Met dit verhaal weten ze ook meestersmid Seerp Visser onder de indruk te
krijgen. De ex-docent aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in
Antwerpen is voor het eerst ooggetuige van de werkmethode van Alexandre.
"De Britse koningin gaf twee eeuwen geleden de opdracht om deze
techniek te ontrafelen: tevergeefs. Nu zie ik met eigen ogen hoe
Alexandre de mooiste vormen op antieke slagwapens aanbrengt. Het ziet er
gemakkelijk uit, maar het is ontzettend moeilijk. Het is magistraal wat
die man kan."
De workshop duurde bij elkaar zes uur. "Dat is veel te kort om elke
fase uit te leggen aan de hobbyisten", legt Gotscha uit.
"Deze smeden kennen nu wel de basistechnieken, weten welk materiaal
er nodig is en weten hoe het goud op de wapens wordt gelegd. Ze kunnen
zelf oefenen om de techniek onder controle te krijgen."
De geheimen zijn gedeeld, maar Alexandre is nog niet klaar met
onthullen. Hij hoopt in de toekomst zijn kennis nog verder te
verspreiden. "Wij zijn blij dat er zoveel belangstelling is voor
deze techniek. Het is een oud ambacht dat nog veel mensen fascineert. Ik
ga zeker meer workshops geven. Ik hoop dit jaar nog eens terug te mogen
komen in Roosendaal." Geboeid kijken de cursisten toe hoe Alexandre
Agdgomelashvili versieringen met edelmetaal aanbrengt. Omdat goud te
duur is om te gebruiken tijdens de workshops, wordt er met zilver
gewerkt. 'Het is magistraal wat die man kan', weet een van de cursisten.
Gotscha
Lagidse, een magiër met metaal - Harnassmid, metaalrestaurator en
metaalkunstenaar in één persoon
door
Jacques Nagelkerke, 19.12.2011
Zijn
werk is te zien in tal van musea. Museumdirecteuren, conservatoren en
deskundigen in binnen- en buitenland zijn lyrisch over hem. Zijn site
geeft een goed overzicht van alle referenties en is zeker aan te bevelen
voor een eerste kennismaking met zijn werk. En toch is hij een
bescheiden man, met grote talenten. Oorspronkelijk afkomstig uit Georgië,
en vanaf 1994 woonachtig in Roosendaal. Die website waarop zijn
levensverhaal en zijn werk te vinden is, trok mijn aandacht. Zijn werk
is internationaal bekend en zijn faam breidt zich sterk uit. Ondanks die
successen blijft hij een nuchtere man met een beroep dat uit drie
elementen bestaat: harnassmid, metaalrestaurator en metaalkunstenaar.
Een kennismaking met Gotscha Lagidse.
Hij
woont in een normaal rijtjeshuis aan de rand van Roosendaal. Zijn
werkplaats ligt iets verderop. Aan de buitenkant valt het huis niet op,
of het zou moeten zijn door de wandlantaarn die naast de voordeur hangt.
Die herken ik van zijn site. Hij noemde die lamp Sandra, naar Sandra
Roelofs, de Nederlandse vrouw van de Georgische president , die hij
persoonlijk goed kent. Zie het als een eerbetoon, maar ook vooral als
een creatief ontwerp.
“Georgië is zonder overdrijving een heel mooi land met een prachtige
natuur. Omdat het destijds op de zijderoute lag, zijn er vroeger
veel oorlogen geweest. Vanaf mijn kindertijd was ik gefascineerd door de
natuur en door alle kastelen en forten. Het gevoel dat ik door alle
verhalen eromheen heb gekregen, is een belangrijke factor voor mijn
scheppende werk geworden. Het land zat vol met verhalen. Ik had een
enorme fascinatie voor harnassen. Op het gebied van antiek was daar niet
aan te komen, daarom ben ik daar begonnen om die voor privégebruik na
te maken. Het gevoel dat ik had, kon ik in mijn werk heel goed kwijt. Ik
probeer mijn gevoel in het scheppende werk zo mooi en zo perfect
mogelijk weer te geven. Daarnaast studeerde ik aan de universiteit. Al
in het derde jaar van mijn studie had ik een compleet harnas
geconstrueerd en via een artikel in een tijdschrift en een
televisie-uitzending begonnen er meer opdrachten te komen. Ik
studeerde en ik verdiende tegelijk. Ik ben eigenlijk ambachtsman en
kunstenaar , maar er zit wel een duidelijke artistieke toegevoegde
waarde in mijn werk.”
Over het feit of hij nu ambachtsman was of kunstenaar heeft hij
zelfs een keer een discussie gehad met de Belastingdienst over de hoogte
van het BTW-percentage dat hij zou moeten afdragen. Maar dit terzijde.
Gotscha
wordt vooral door musea als kunstenaar beschouwd. Naast harnassen maakt
hij nog tal van andere voorwerpen. Geïnspireerd is hij vooral door de
mythische verhalen uit zijn Georgië, door Vulcanus, de Romeinse god en
schepper van vuur, en de patroon van kunstsmeden en
metaalkunstenaars. Daarbij moet je dan nog de kracht voegen die hij in
Nederland opdoet om door te gaan met het scheppen van metalen
kunstobjecten. Die spirituele voldoening haalt hij vooral uit het feit
dat de mensen kunnen genieten van zijn creaties die uit verschillende
metalen in harmonie met andere materialen in kleuren samenvloeien.
Van
het Legermuseum in Delft kreeg hij in 1997 de opdracht om het harnas van
Prins Maurits te maken. Dit was ter gelegenheid van de tentoonstelling
“Van Maurits naar Münster” in 1998. Het kostte Gotscha
400 uur aan studie en 1900 uur aan arbeid om dit te doen. Bij hoge
uitzondering werd hem door het Kunsthistorisches Museum uit Wenen
toegestaan het daar aanwezige harnas (ca. 1590) met helm zorgvuldig te
demonteren om zo onderdeel voor onderdeel te kunnen bestuderen.
Dit exemplaar in Wenen is het enige nog originele harnas van een
Oranjevorst. Het lukte hem om een zo perfecte object voor het
Legermuseum te maken. Zijn roem was gevestigd, zijn naam was gemaakt.
Het hoofdmateriaal is plaatstaal met een glanzend gepolijst en
vuurgeblauwd oppervlak met vergulde klinknagels, scharnieren, ogen,
haken en pluimkoker. De borstplaat is gereconstrueerd naar de originele
gravure uit 1601 uit “Armamentarium Heroicum”. Vooral de details
zijn prachtig, de wapenhandschoenen, dijbeenplaten met afneembare
kniekappen en met versieringen in dubbel gegraveerde lijnen langs alle
verticale en horizontale randen.
Jan Piet Puype, die toen de hoofdconservator van het Legermuseum was,
zegt over Gotscha:
“Zelfs een leek ziet niet alleen de hoge kwaliteit, maar ook de
cultuurhistorische waarde van Gotscha’s vakmanschap. Het vakmanschap
van Gotscha is haast uniek in Europa. Een fantastische vent ook. Bij
mijn weten zijn er nog slechts twee personen werkzaam in verschillende
landen, die in hun mogelijkheden en kwaliteit van hun werk zijn te
vergelijken met die van Gotscha.’
In
2004 maakte Gotscha het kinderharnas van Maurits, weer in opdracht van
het Legermuseum. Nu ter gelegenheid van de tentoonstelling “Heavy
Metal, Europese harnassen in het vizier.” Uitgangspunt was een portret
van Prins Maurits in kuras, dat zich bevindt in het koninklijk
huisarchief in Den Haag. Adellijke families lieten dergelijke
harnassen maken voor hun opgroeiende zonen, zodat zij konden wennen aan
de beperkingen en problemen bij het dragen ervan. Bovendien was een
harnas statusverhogend. Gert Groenendijk van het museum zegt: “De
Nederlandse harnassencollectie is beperkt, ook die in het Legermuseum.
Dat was de reden om een van de weinige harnassmeden, Gotscha Lagidse, te
vragen voor ons een replica te maken van het kinderharnas van prins
Maurits. Maurits was ongeveer twaalf jaar oud toen een portret van hem
werd gemaakt in kuras. Dit schilderij vormde het enige voorbeeld voor
Lagidse. Het resultaat is verbluffend.”
Gotscha
beschouwt de beide Mauritsharnassen met de nodige trots. Hij heeft zelfs
nog een exemplaar ervan gemaakt, voor zichzelf. Het staat achter in zijn
huiskamer, tegen de vitrage aan, en lijkt alles in de kamer goed
in het vizier te houden.
Naast deze harnassen zijn er nog veel andere exemplaren gemaakt, met
foto en beschrijving in vier talen zijn ze op de site terug te vinden.
Schitterend is het beeld van Jan van Schaffelaar uit 2004, dat te zien
is in het museum Nairac in Barneveld. Verder een bronzen Spangenhelm van
een Frankische heer uit het Rheinisches Landesmuseum in Bonn, een
kuiphelm in opdracht van het Schweizer Armeemuseum , maar ook maliënkolders.
Inleving
is noodzakelijk om het werk te kunnen maken. “Het zijn allemaal
werkstukken vanuit mijn ziel,” zegt Gotscha. “Vanuit de musea
bestaat er grote belangstelling voor mijn werk, ook in Oostenrijk en
Zwitserland. Eigenlijk is het bouwen van een harnas een soort
beeldhouwwerk voor mij. Plaatwerk in de vorm zetten is maatwerk, steeds
weer anders. Musea hebben vertrouwen in mij. Als ik eraan werk, komen
technieken niet in de eerste plaats. In mijn ogen zie ik meer de
geschiedenis dan de techniek.” Dit is het geheim van de smid,
het gevoel staat boven alles. Hij gaat op in de historie. Die leidt hem
om tot optimale resultaten te kunnen komen.
“Ik word gelukkig als mensen van mijn werk kunnen genieten. Ik heb dus
nu werken in de Rijkscollectie en wordt tentoongesteld in grote musea.
In een boek over Kaukasische wapens wordt zelfs een werk van mij getoond
als zijnde uit het begin van de achttiende eeuw, maar het is mijn werk.
Sommige verzamelaars willen alleen oudheid zien en hebben, maar het moet
wel van mezelf blijven. De laatste twee jaren doe ik veel restauraties
en wat minder scheppend werk. Mijn drang naar perfectie in alle
opzichten is kenmerkend voor mijn werk.”
Het werk van Gotscha Lagidse is ook te zien op internationale beurzen en
tentoonstellingen. Gotscha is docent, zelfs gastprofessor, en
organiseert met enige regelmaat workshops, waarvoor steeds weer
internationale belangstelling is. Meestal zijn die snel volgeboekt. Hij
toont met trots de diploma’s, oorkondes en onderscheidingen die hij
ermee in de wacht heeft gesleept.
Naast het werk in blanke wapens en wapenrusting , doet hij veel
restauratiewerk. Dezelfde museale kwaliteit is hierin terug te vinden.
Of het nu gaat om onderdelen van kruisbogen, kroonluchters, of een
zeldzaam Duits ‘Fallschirmjägergewehr’ , de precisie van zijn werk
is ongekend. Naast dit vakmanschap is hij ook een begenadigd kunstenaar
die met gevoel metalen objecten vervaardigt uit staal, koper, brons,
messing, brons en zilver. Sacraal vaatwerk in edelmetaal, bijvoorbeeld
in opdracht van het Aartsbisdom in Griekenland, en de restauratie van
twaalf kerkelijke kroonluchters in opdracht van de gemeente Deventer,
zijn hiervan mooie voorbeelden.
Daarnaast is er eigen werk, kleine sculpturen van verschillende metalen
, die gekenmerkt worden door een mysterieuze metaalbehandeling.
Georgië
blijft voor hem een land om contacten mee te onderhouden. Niet alleen
familie woont daar, ook met collega’s daar ontmoet ik regelmatig.
“Georgië zit in mijn hart. Mijn basis ligt daar. Door studie maar ook
door toewijding ben ik gekomen waar ik nu ben. Ik werk op dit moment aan
vijf sabels tegelijk. Ik zoek het mooiste van het mooiste model, maar
wil toch binnen het traditionele model blijven. Ik wil gewoon nog heel
veel doen. Ik wil misschien ook nog meer hedendaags werk gaan maken. Ik
ben nu toprestaurateur met veel opdrachten uit het buitenland. Ik werk
met dure objecten, die mag ik niet verpesten, dat is een grote
verantwoordelijkheid. Bescheidenheid is een sieraad voor de man, zo
zeggen ze dat in Georgië.” En daarmee is zijn signatuur gezet.
De signatuur die ook weer zeer bescheiden op al zijn werk terug te
vinden is.
terug om
je Moederland te helpen
BN DeStem,
2 april 2012, door Sahar Jahish
Gotscha
Lagidse, leftijd: 46 jaar
“Via
een advertentie in de nieuwsbrief van de Georgische organisatie in
Nederland kwam ik dit
project tegen, maar ik besloot toen niet meteen mee te doen. Voor mij is
het moeilijk om langere periode afwezig te zijn op mijn werk. De
voorzitter van de vereniging belde mij om mij persoonlijk te vragen,
omdat het zo uitdagend was besloot ik mijn expertise in te zetten voor
mijn vaderland.
Zo’n
achttien jaar geleden ben ik met mijn gezin naar Nederland gekomen. Ik
kreeg een permanente
verblijfsvergunning, want ik kan een wezenlijke bijdrage leveren aan het
Nederlands cultureel erfgoed. In mijn vaderland heb ik aan de technische
universiteit gestudeerd, maar ik was van kinds af aan gefascineerd door
ridderverhalen. Op mijn 15de begon ik met het restaureren van
zwaarden met behulp van mijn leraar geschiedenis. Hij was zo onder de
indruk van mijn werk dat hij mij een Perzische schild cadeau deed. Zo
kreeg ik steeds meer erkenning voor mijn werk totdat ik in Nederland
belandde.
Na
tien jaar keerde ik weer terug naar mijn vaderland en het was heel
bijzonder. Alles was veranderd. De mensen waren anders en er stonden
veel nieuwe gebouwen die ik niet kende. Op verzoek van het Nationaal
Museum in Georgië heb ik een maand lang aan conservatoren en
restaurateurs cursussen gegeven. Het werk van een restaurateur is heel
belangrijk. Je krijgt antieke dingen in je handen die je met veel
voorzichtigheid moet behandelen. Tevens is het precisie werk. Daarbij is
het van belang dat je de juiste materialen, zoals oliën, gebruikt. Zo
had ik een paar monsters materialen waar ik zelf mee werk meegenomen.
Om
precies te zijn heb ik twaalf objecten gerestaureerd. Dat waren sabels,
maar ook een schatkist uit de 13de eeuw. Doordat de spullen
heel waardevol waren, was er veel aandacht voor dit project. Zo is er
een reportage geweest op Georgische tv. Dit alles heeft een staartje
gekregen. Ik probeer nu restaurateurs hierheen te halen zodat ze deel
kunnen nemen aan workshops die ik geef. Afgelopen maand is er een
geweest.”
"Collect"
- Kunst en antiek Journal, december 2011
door
Iris Feijter / Klik
hier om artikel te zien
Gotscha
Lagidse uit Roosendaal is restaurateur en vervaardiger van harnassen en
wapentuig“ Tot mijn dertigste woonde ik in de Georgische hoofdstad
Tbilisi. Mijn geboorteland is enorm rijkaan ridderverhalen. Als tiener
was ik al helemaal in de ban van harnassen en wapens en maakte ik zelf
een maliënkolder en een traditionele helm. Tijdens mijn
ingenieursstudie werkte ik in het Rijks- museum van Georgië, aan de
reconstructie van de nationale wapenuitrusting. Na het project boden ze
me een baan aan. Zo rolde ik in het vak. Mijn ingenieursdiploma heb ik
nog nooit gebruikt. Toen ik in 1995 naar Nederland kwam, ging ik op
dezelfde voet verder. Van het Legermuseum in Delft kreeg ik de opdracht
om een replica te maken van het harnas van prins Maurits van
Oranje. Het is perfect draagbaar, maar ik pas er helaas niet in.
Maurits was maar 1.65 m. Zulke opdrachten zijn fantastisch,
maar meestal vragen musea mij voor restauraties. Ik heb ook een paar
particulieren die een harnas bij mij bestellen, maar dat is alleen
weggelegd voor de happy few.
Het artikel over Wapentuig is aangeleverd door Collect en Kunst en
Antiek Journaal en staat in de laatste uitgave. Lees hier
meer over het KAJ.
Tijdschrift
"La
Passion des Couteaux" nr. 109, november 2011
(klik
hier om publicaties te zien)
Gotscha
Lagidse
Tijdschrift
"Open Vizier", N2 2011. door Ingrid Riezebos
Enige
weken geleden had ik samen met Ed Goossens de eer om een groot vakman en
lid van onze vereniging te mogen bezoeken. Dat wij daar zwaar onder
indruk weer vandaan gingen is een gegeven. Wat een vakman!.
Ik wil een ieder dan ook heel graag kennis laten maken met de
bijzondere vakkennis waar Gotscha Lagidse over beschikt.
Eerst
een stukje geschiedenis; Gotcha Lagidse is geboren in 1965 in de Geörgische
hoofdstad Tblisi.
Tijdens zijn middelbare schoolopleiding raakt
Gotscha dankzij een geschiedenisleraar geïnteresseerd in
zwaarden en harnassen die horen bij de geschiedenis van Geörgie.
Gorscha
begint een studie aan de T.U. in tblisi. Naast zijn studie blijft hij
zich interesseren voor zwaarden en harnassen en is veel en vaak te
vinden in het Rijksmusuem in Tblisi en legt daar belangrijke contacten. In
1985 begint Gotscha te werken aan een reconstructie van een nationale
wapenuitrusting ‘Abjari’, die na voltooiing op de nationale
televisie wordt getoond.
In
1998 wordt Gotscha (inmiddels regelmatig onderscheiden) uitgenodigd door
het Nederlands Leger- en Wapenmusuem in Delft en krijgt als opdracht om
een reconstructie te maken van een historisch harnas dat in 1590
toebehoorde aan prins Maurits van Nassau en waarvan het origineel zich
bevindt in het Kunsthistorisch Museum in Wenen.
In
2001 wordt Gotscha’s werk ambtshalve erkend door het ministerie van
onderwijs, cultuur en wetenschappen en gezien als een wezenlijk
nederlands belang. Vanaf 2001 werkt Gotscha in een atelier in Roosendaal
en sinds 2004 is Gotscha officieel
Nederlander.
Toen ik met Ed op bezoek was bij Gotscha liet hij een van zijn laatste
projecten zien, een schitterend gerestaureerde kruisboog waar in eerste
instantie niet veel van over was. Het materiaal waar hij over beschikte
was niet meer dan een houten kolf, een stalen boog en een trekker.
Het
onderwerp was voor Gotscha nieuw en interessant.
Regelmatig is hij op bezoek geweest in het Legermuseum in Delft
waar hij de daar aanwezige kruisbogen heeft bestudeerd en veel over dit
onderwerp heeft geleerd.
Makkelijk
wat het niet aldus Gotscha, gezien het ingewikkelde mechanisme en de
materiaalkeuze. Tijdens de restauratie was hij zo onder de indruk
geraakt van de kruisboog dat hij uiteindelijk besloot om voor zichzelf
een waarheidsgetrouw exemplaar in de stijl van de 17de eeuw
te maken.
Zoals
een ieder ziet is dit puur vakmanschap. Ik was werkelijk zeer onder de
indruk. Tijdens ons bezoek heeft Gotscha ons nog veel meer projecten van
hemzelf aan ons laten zien, maar het voert te ver om hierover uitgebreid
uit te wijden. Wil
je meer weten over Gotscha Lagidse bezoek dan eens zijn website:
www.gotscha.nl
Dit
is absoluut een aanrader aangezien je daar nog veel meer van zijn
prachtige projecten kunt bewonderen. “Gotscha, bedankt voor deze
leerzame en kunstzinnige middag, Ed en ik hebben er werkelijk van
genoten”.
Veel
positieve reacties op restauratieworkshops
IOM
Nederland, 2010, door Antje Visser
Beeldend
kunstenaar en restaurateur Gotscha Lagidse woont al vijftien jaar in
Nederland, maar keert nog regelmatig terug naar zijn geboorteland Georgië.
Vorig jaar werkte hij in het kader van het TRQN-project van IOM een
maand lang in het Nationaal Museum in Tbilisi. Gotscha: ‘Tijdens de
lezing die ik na afloop gaf zat de zaal helemaal vol. Er was zelfs
aandacht van televisiezenders. Dat was heel bijzonder.’
Gotscha
werkt voornamelijk met historische oorlogsvoorwerpen zoals wapens en
harnassen. Hij is een veelgevraagd restaurateur. ‘Mijn eerste
grote opdracht in Nederland was het namaken van het harnas van prins
Maurits, in opdracht van het Legermuseum. Een moeilijke klus, want
alles moest historisch precies kloppen. Gelukkig was het Legermuseum
heel tevreden.’ Gotscha’s succes bleef in Georgië niet
onopgemerkt. Het Nationaal Museum wilde erg graag met hem werken.
Gotscha
gaf in het museum verschillende workshops aan een groep jonge
restaurateurs. Samen restaureerden ze elf topstukken uit de
collectie van het museum. Gotscha: ‘Het belangrijkste stuk was een
sabel van Erekle II. Dat is de beroemdste koning die Georgië gekend
heeft. Het eindstuk van de schede was vervormd, waardoor de sabel er
niet meer in paste. Nu ziet hij er weer uit zoals in Erekles
tijd.’
Gotscha
kijkt terug op een zeer geslaagd project. ‘Toen ik in 1995 naar
Nederland vertrok, was ik de enige wapenrestaurateur in Georgië.
Inmiddels werken er vele in het Nationaal Museum.’ Zij leerden
veel van Gotscha, zo blijkt uit de vele positieve reacties die hij
kreeg. Ook in de krant verschenen lovende artikelen over zijn werk.
Zelf blijft hij bescheiden: ‘Ik ben niet per se beter, ik heb
gewoon meer ervaring. De projecten van IOM zijn erop gericht om die
ervaring over te brengen. Ik ben blij dat ik op deze manier iets
voor Georgië kan doen.’
Een
Auteursreplica uit het atelier van Gotscha Lagidse
Wapenfeiten
2010, N1. Door marc Marbot (digitale
versie - klik hier)
ali-xanma nadir Sahs acnoba yovelive. qudi
Wers hkra sixaruliT eranis xelmwifem. me vicode da Cemma gazrdilma aseTi
siamovnebisTviso da gamougzavna erekles nadirma "cxeni oqrosa
aRkazmulobiTa da xrmali mZimed moWedili. (1)
De
Shamshir van de Georgische Koning Erekle II, magie van een
zwaardsmid uit het rijk van duizend en één nacht
Een
zweetdruppel valt omlaag en spat uiteen op een onbewerkt stuk metaal, de
concentratie op zijn gezicht is bijna voelbaar. Enkel kleine
hoorbare tikken van een fijn instrument aan een fabelachtig
object verraden dat een meesterwerk in zijn afrondende fase is beland.
Het zwaard van Koning Erekle II is bijna weer tot leven gekomen!
Gotscha Lagidse, een wapensmid begiftigd met de kennis en de precieze
techniek uit vervlogen dagen zal de grote koning van zijn
voorvaderen eren met het gereedkomen van dit project.
Al
in zijn jeugd was hij betoverd door de magie waarmee het zwaard van
Erekle II de ruimte vulde. Hij zou nog vaak terugkeren in de prominente
zaal van het Nationaal museum van Tbilisi, waar het zwaard wordt
gepresenteerd in een vitrine. Elk detail probeert hij vol verbazing in
zich op te nemen. Later nam hij zich voor dat als ooit de tijd zich
voordeed en hij onderlegd was in de juiste technieken voor het
maken van zo’n pronkstuk, hij een duplicaat zou laten herrijzen als
teken van eerbied voor de geschiedenis van zijn land. Deze Shamshir (2),
zoals dit type zwaard ook wel wordt genoemd, wordt gezien als hét
symbool van Georgische onverzettelijkheid.....!
Een
stukje geschiedenis……
Erekle
II, Koning van Kartli-Kakheti
Erekle II (
1720 – 1798 ) was Koning van Kakheti van 1744 tot 1762 en tot zijn
dood van Kartli-Kakheti. Hij was één van de meest belangrijke personen
uit het 18e eeuwse Georgië. Geboren uit de tak van de
Kakhetian van de Bagration dynastie, bracht Erekle zijn vroege jaren
door in dienst van Nadir Khan (de grote Perzische veldheer, later Nadir
Shah genaamd ( 1688-1747). Deze herstelde de Perzische overheersing in
oostelijk Georgië in de 1734 en 1735.
Nadir
benoemde Erekle’s vader, Koning Teimuraz II, als onderkoning van
Kakheti terwijl een Perzische gouverneur het naburige Kartli
controleerde.
Ondanks
weerstand van verscheidende Georgische edelen bleven Teimuraz en Erekle
trouw aan Nadir Shah, die in 1737 Shah wordt. Ze deden dit om hun macht
te stabiliseren en hun land op te bouwen. Erekle verwierf een grote
reputatie als militair aanvoerder van de Georgische troepen in Nadir
Shah’s veldtochten in India (1737 – 1740 ) waarbij hij zichzelf o.a.
onderscheidde tijdens de aanval op Deli. Als dank zond Nadir Shah aan
Erekle een prachtig paard opgetuigd met gouden teugels en een fijn
bewerkt zwaard uitgevoerd met gouden teksten op de kling. Erekle en
Teimuraz ondersteunde Nadir Shah ook in het onderdrukken van de
rebellerende Georgische edelen en als beloning verleende de Shah
het gebied Kartli aan Teimuraz en Kakheti aan Erekle.
Na
de moord op Nadir Shah in 1747 haalde Erekle voordeel uit de politieke
instabiliteit in Perzië om zijn onafhankelijkheid te bewerkstelligen en
sloot een alliantie met de Khans van Azerbeidjaan tegen de Perzen. In
1749 dreef Erekle de laatste Perzische troepen uit Kartli en na de dood
van zijn vader in 1762 werd Erekle de heerser van het Verenigd
Koninkrijk van Kartli-Kakheti.
Hij
voerde met succes door zuidoostelijk Kaukasus een veldtocht waar hij een
tijdelijke Georgische hegemonie over diverse Moslimprinsdommen vestigde.
In 1751 verpletterde hij Azat Khan van Adarbadagan, die aanspraak wilde
maken op de Perzische troon in een beslissende veldslag bij Kirbulakh
(Armenië) en nam hem gevangen in 1760.
Koning
Erekle vocht ook een serie van veldslagen tegen zijn aartsvijand, Açi
Chalabi, Khan van Saki-Shirvan. Die versloeg de Georgiërs te Ganja in
1752 maar werd later dat jaar verpletterd.
Ondertussen
was Erekle ook nog bezig met een uitputtingsoorlog met de Dagestanen die
met gestage invallen Oostelijk Georgië verwoestten. In 1754-1755
versloeg hij hen bij Mchadijvari en Kvareli.
In
1758 probeerde met de andere Georgische prinsdommen om zich te
verenigingen en besprak een militaire alliantie met Koning Solomon van
Imereti.
Erekle
voerde belangrijke hervormingen door op het gebied van modernisering van
het leger, beleid, onderwijs, en economie en tevens beperkte hij de
bevoegdheden van de feodale aristocratie.
In
1765 onderdrukte hij de opstand van Prins Paata en elimineerde wreed de
rebellenleiders. Met het streven naar actieve hulp van Rusland, dat een
Christelijke natie was, tegen buitenlandse bedreigingen hoopte hij
eventueel een verbinding te bewerkstelligen met Europa. Wat in zijn ogen
essentieel was.
In
1752 zond hij een opdracht naar Sint-Petersburg met het verzoek voor
hulp in de vorm van troepen of financiële subsidie, maar de Russen
negeerden dit verzoek. Ze waren volledig in beslag genomen door de
Europese ontwikkelingen.
Ondanks
de steun van Erekle aan Rusland in de Russische –Turkse Oorlog van
1768 – 1774 bleef Rusland aarzelen om een nieuwe alliantie aan te gaan
en behandelde Georgië als een secundair theater van militaire acties.
Uiteindelijk
verkreeg hij alsnog de waarborgen van Rusland toen hij en Catherina II
het verdrag van Georgievsk ondertekende in 1783.
Het
verdrag zette Kartli-Kakheti om in een Russische protectoraat en dwong
daarmee Russische bescherming af tegen welke buitenlandse bedreiging dan
ook. Echter, Rusland faalde om haar verantwoordelijkheden na te komen en
gedurende de nieuwe Russische – Turkse oorlog van 1787 – 1792
evacueerde Rusland zijn troepen uit Kartli-Kakheti en liet Erekle alleen
in zijn strijd tegen de Perzen.
Agha
Muhammed Khan van Perzïe was vastbesloten om Perzische controle over
oostelijk Georgië te herstellen en eiste van Erekle afstand te doen van
zijn alliantie met Rusland en Perzisch opperleenheerschap te erkennen.
Toen
Erekle dit weigerde viel Agha
Muhammed Khan Kartli-Kakheti binnen, versloeg Erekle in een beslissende
slag en veroverde Tbilisi in 1795.
Russische
troepen in 1796 arriveerde te laat om enige hulp nog te bieden en ook de
dood van keizerin Chaterina bracht grote veranderingen met zich mee
doordat haar opvolger Paul I zijn troepen terugtrok uit oostelijk Georgië.
Ondanks het uitblijven van die steun bleef Erekle geloven dat alleen een
Russische bescherming hem kon verzekeren van het bestaan van zijn land.
Zijn
vroege dood in 1798 was een gewichtige gebeurtenis in de Georgische
geschiedenis. Het land verloor met Erkele een bekwame en ervaren leider
en bevond zich te midden van een dynastieke crisis waarin verschillende
leden van het Koninklijke huis de macht probeerden te grijpen.
De
zoektocht naar Russische hulp zou uiteindelijk grote gevolgen hebben
voor de Georgische prinsdommen welke uiteindelijk in 1801 geannexeerd
werden door Rusland en de daaropvolgende 190 jaren onder Russische
beleid zouden vallen…
De
ziel van de strijder….zijn zwaard..
.
De
naam shamshir komen we voor het eerst tegen tijdens de Samanid Dynastie
( 819 – 999 na Christus) en was bij uitstek een slagwapen. De
slagkracht van de Shamshir was vooral geconcentreerd op het
onderste kwart van de kling vanaf de punt, waarna het lemmet werd
teruggetrokken, wat verschrikkelijke verwondingen achterliet. Er werd
veelvuldig op hoge snelheid geoefend te paard, waarbij bv. kleine
objecten doormidden werden gekliefd. De klassieke Iranese shamshir had
een wigvormige kling en geen bloedgeul(en). De greep had een
kruisvormige pareerstang en een eenvoudige greep die aan het einde krom
afliep.
Tijdens
de Perzische overheersing was de shamshir het belangrijkste wapen van de
krijger.
Wat
vooraf ging…
In
2008 was Gotscha Lagidse aanwezig als deelnemer te Tbilisi bij een
groepsexpositie in galerie ”Kharvasla” , dat deel uitmaakte van het
internationaal festival "Cveneburebi" en in het teken stond
van het jubileum van Patriarch Ilia II van Georgïe. Hierbij had hij een
afspraak in het Nationaal museum met de conservator metaal erfgoed (historische
blanke wapens, harnassen) Dr. Mamuka Qapiandze.
Gedurende
het gesprek kwam natuurlijk het zwaard van Koning Erekle II ( inv.nr
40-26/258) ter sprake. Lagidse’s vakmanschap kennende werd hem
de vraag gesteld of hij in staat was een auteursreplica van dit
belangrijke stuk te maken, Wat een grote eer om zo’n voorstel te
krijgen! Een jeugddroom die
uiteindelijk werkelijkheid zou worden, Gotscha’s antwoord was
natuurlijk een volmondig ja. Alle puzzelstukjes vielen op zijn plaats.
De
volgende dag al reeds begon stap 1 van dit project, de research. Het
zwaard moest in kaart gebracht worden. De juiste afmetingen, het
materiaal bekeken worden en bovenal
moest er eerst een officieel verzoek ingediend worden bij de directeur
van het Nationaal museum dr. Prof. David Lordkiphanidze om het zwaard
uit zijn vitrine te mogen halen en te bestuderen.
Nadat
er een goedkeuring volgde, werd het zwaard tot in de kleinste details
bestudeerd, alle formaten opgeschreven en de juiste gewichtsmaten
vastgesteld. Dit alles onder begeleiding van dr. Mamuka Qapiandze.
Na
deze voorbereidende periode werd weer terug in Nederland onder andere
met een goudsmid en graveur overlegd en werd er weer een vervolgafspraak
gepland om terug te gaan naar Georgië. Deze keer voor een
uitwisselingsproject om de kennis op het gebied van restauraties van
antieke wapens voor het Nationaal museum te delen. Tijdens dit 3 maanden
durende project werden een aantal belangrijke antieke wapens van het
museum gerestaureerd en geconserveerd door Gotscha. Onder deze wapens de
shamshir van Koning Erekle II, wat ook een uitgelezen moment was om
nogmaals het zwaard te bestuderen. Tientallen jaren lang was het
namelijk onmogelijk om de shamshir volledig terug te plaatsen in zijn
schede.
Na
intensief onderzoek werd duidelijk dat de ijzeren onderband bij de
aansluiting met de houten schedevoering niet onder maar boven het leder
moest hebben gezeten van origine. Doordat deze jarenlang verkeerd
gezeten had was er roestvorming ontstaan en de afzetting daarvan belette
de punt van het zwaard om volledig naar binnen te glijden. Tijdens deze
restauratieperiode werd deze onderband authentiek terug geplaatst zodat
deze weer historisch verantwoord op juiste plek zat en werd
alle roestvorming vakkundig verwijderd. Voor het eerst sinds decennia
was het weer mogelijk het zwaard volledig in zijn schede te laten
verdwijnen. (3)
Twee
jaar van intensieve arbeid, onderzoek en overleg heeft het geduurd
voordat recentelijk het project
in zijn afrondende fase terecht gekomen was. Met de hulp van de twee
specialisten op het gebied van graveren en damast structuur kan Atelier
Gotscha nu begin 2010 trots het eindresultaat presenteren! Gotscha’s
jeugddroom is in vervulling gegaan!
Erekle’s
zwaard…
De
shamshir van Erekle heeft een merkwaardige geschiedenis achter de rug.
Het wapen is afkomstig uit het voormalige Perzië (het
hedendaagse Iran). Het bezit een kling gemaakt van zgn. damast staal (4)
die ouder gedateerd wordt dan de overige zwaardonderdelen. De kling is
afkomstig uit de regeerperiode van Shah Abass I (1587 – 1629) en
vermoedelijk later hergebruikt voor dit beroemde zwaard. De periodes van
herkomst van dit zwaard zijn de Safavidische (kling) en
de nieuwe montering stamt uit de Afshar periode (Afshar was
de achternaam van Nader Shah).
Dit
is vast gesteld omdat de makers hun naam hebben achtergelaten op de
verscheidende onderdelen van het zwaard waaronder op de kling in de vorm
van een verguld cartouche ( 5).
De
auteursreplica…
De
Kling
De
kling van de replica is gemaakt van damast staal, 50 % XBT en
gecombineerd met 50 % CT45T (Russische
begrippen) en valt qua uitvoering in groep 3. ( zie hieronder) Het heeft
een hardheid van ong. 56 HRC (schaal van rockwell) en bestaat uit ca
70.000 kristallen.
Gedurende
het midden van de 19e eeuw werd er een moderne classificatie
gegeven aan verschillende types van damascus staal. De classificatie
werd gedaan op basis van patroon en kleur. Volgens de onderzoekers zie
(6*) waren er wel tien verschillende soorten van damast staal maar
werden ze uiteindelijk globaal onderverdeeld in 3 groepen.
1)
Woodgrain
( wootz) ( houtnerf) damast. Zoals de vertaling al zegt, de structuur
lijkt op een houtnerf. Deze wordt ook weer onderverdeeld in Kara
Khorasan en Kara Taban (fijner van lijn en kleur).
2)
Stripped
damast, deze typeert zich in golflijnen in de lengte van de kling. Ook
bekend als Sham en is afkomstig uit Damascus.
3)
Ladder
damast, ook wel genaamd, Kirk ner deban of kirk nardeban, wat betekend
40 stappen. Het karakteriserende van dit soort damast is dat je
zichtbaar een aantal strepen ziet dwars op de kling die op een gelijke
afstand van elkaar liggen, een soort van ladder patroon. Dit kan variëren
van 20 tot 50 stappen. De 40-stappen ladder wordt ook wel de 40 stappen
van Mohammed genoemd.
Iedere
damast kling heeft zijn eigen identiteit en is uniek met zijn patroon.
Het is onmogelijk om een exacte kopie van de kling te maken. Vandaar ook
dat de damast van de replica iets afwijkt van het origineel. De
“40-stappen van Mohammed” zijn duidelijk zichtbaar op de kling van
de auteursreplica.
De
graveringen
De
Graveringen zijn in het metaal gestoken en ingelegd met 24
karate goud. Het was nog niet zo gemakkelijk om de tekst op Erekle’s
zwaard te ontcijferen maar met behulp van een paar specialisten werd
deze ontcijferd. In de lange cartouche staat geschreven:
“Bändé-ye
xwod-ra Shäh-e vala-seresht - Kälb-Äli Khan mosaheb nevesht”.
Vrij vertaald betekent dit:
“Zijne majesteit de hoogwaardige koning, heeft zijn onderdaan
“Kalb-Ali Khan” een vertrouweling genoemd. ”
( 7)
Naast
de langwerpige gravering is er een vierkant gegraveerd, onderverdeeld in
vier vakken. Deze “gelukstalisman”
werd de Bedouh of Badouh genoemd. De talisman moest gelukt brengen aan de drager van
het zwaard. De vier symbolen in de vakken symboliseren dit geluk.
De
derde cartouche verwijst alweer naar Kalb Ali en meldt ons:
” Het werk van Kalb Ali,
zoon van Aassadolah ( assad Ulah) uit Isfahan.”
“Amal-e
Kalbeali ben Assadollah Isfahani.”
Ook
op de replica is net zoals bij het origineel gewerkt met fijn goud voor
de inleg van deze graveringen. Afwijkend met het origineel is dat
Gotscha Lagidse zijn eigen keurmerk heeft aangebracht vlakbij de
klinghiel alsmede die van twee “onderleveranciers”.
De
greep en schedehangers
Het
materiaal gebruikt voor de pareerstang, pommel, en schedehangers is
staal (C45). Deze zijn uit één stuk vervaardigd. De stalen onderband
is gemaakt op een mal en bestaat uit twee delen. De graveringen op de
pareerstang en schedehangers zijn uitgediept) en ingelegd met 24 karaat
goud waarna ze hoogglans gebruind zijn.
De
ivoren greep is gemaakt van een slagtand van een walrus en
de rug en maag van de greep zijn vervaardigd van fijn goud (in het
totaal
14 gram
).
Aan
de onderkant van de pareerstang is, net zoals op de kling, ook een tekst
aangebracht. Zo lezen we:
“A-maile
kamtarin qolaman Abolgassem (Abo Qasm) zarneshangar.”
Wat
vertaald neerkomt op:
“ Dit is het werk van Uw
nederige onderdaan ( knecht, ambtenaar) Abolgassem, goud bewerker.”
(goud inlegger)
In
het centrum van de pareerstang zien we aan beide kanten een gezicht in
reliëf gestoken. Vermoedelijk van de jonge Nader Shah. Ook aan de
onderkant van de pommel komt deze terug.
De
schede
De
schede is gemaakt van twee delen magnolia hout aan elkaar gelijmd en
overtrokken met zwarte sagrijn leder (chagrin). Dit leder is aan de
binnenkant aan elkaar gestikt, omgedraaid en nat over de houten schede
getrokken. Er zijn ornamenten aangebracht op de houten schenen van 0,5
mm messing draad. Dit patroon is zichtbaar in het leder. Deze messing
draden zijn met zilversoldeer aan elkaar bevestigd en behandeld met
speciale lak voor het tegengaan van mogelijke latere oxidatie.
De
stalen hangers laten ons onder andere de afbeeldingen zien van Nader
Shah met de voor hem zo typerende koningskroon.
Specificaties
Lengte
van de kling
|
81cm
( in rechte lijn gemeten)
|
Lengte
van de handgreep
|
22
cm
|
Totale
lengte
|
93,5
cm
|
Breedte
van de pareerstang
|
11,5
cm
|
Breedte
van de kling bij de klinghiel
|
3,4
cm
|
Breedte
van de kling in het midden
|
2,85
cm
|
Dikte
van de kling bij de klinghiel
|
8
mm
|
Klingbreedte
loopt toe naar de punt, ja/nee?
|
Ja
|
Balanspunt:
POB (8)
|
23
cm
|
Slagpunt:
COP (9)
|
26
cm
|
Gewicht
zonder schede
|
935 gram
|
Totale
gewicht
|
1304 gram
|
De
bestemming…
Omdat
op dit moment het Nationaal Museum in Tbilisi gesloten is in verband met
een omvangrijke reorganisatie en verbouwing ligt de toekomst voorlopig
nog in het ongewisse voor de auteursreplica. Wanneer de werkzaamheden in
het Nationaal Museum voltooid zijn en het zijn deuren weer zal openen
zal het zeker in een expositie te bezichtigen zijn. Of het voorgoed daar
zal blijven zal de toekomst uitwijzen… misschien dat er ook dan onder
de nieuwe generaties opnieuw een talentvol wapensmid op zal staan die geïnspireerd
zal worden door dit fabelachtige zwaard en op zoek zal gaan naar de
geschiedenis van zijn illustere voorgangers…
Met
dank aan Gotscha Lagidse, metaalkunstenaar pur sang!
Voor
meer informatie of opmerkingen kunt U mailen naar: marbot@home.nl
of kijken op de website van Atelier Gotscha
www.gotscha.nl
.
Gebruikte
bronnen:
-
Levan
Sanikidze - “Schedelosse
Zwaarden”, boek IV, pagina 298.
-
Michael
Axworthy - The Sword of
Persia, Nader Shah ( from Tribal Warrior to conquering Tyrant. ( ISBN
13:9781850437062)
.
-
Manouchehr
Moshtagh Khorasani – Arms and Armor from
Iran
, the bronze Age to the End of the Qajar Period. ( ISBN-10
3-92942-22-1).
-
Jan
Piet Puype & Piet de Gryse – Viertalig lexicon van de
gevestwapens. ( ISBN-10: 3-00-019259-X)
.
Voetnoten:
(1)
..En als dank stuurde Nader Shah naar
Prins Erekle een koninklijk geschenk, “ Een paard omhangen met gouden
tuig en een prachtig bewerkt zwaard. “Levan Sanikidze, - Schedelosse
Zwaarden, boek IV, pagina 298
(2)
Shamshir is de Perzische benaming voor zwaard. Vrij vertaald
betekent het “staart van
de leeuw”. ( Sham – shir ). In Europa wordt het ook wel een sabel
genoemd omdat het een eensnijdende kling bezit. Een sabel is een “lang
gevestwapen met eensnijdende kling” . Zie voor een volledige
beschrijving “ viertalig
Lexicon van gevestwapens “ - J.P
Puype & P. De Gryse. – Het begrip” zwaard” kan verwarrend zijn
omdat het technisch gezien wordt als een blank wapen met als kenmerk
meestal een rechte en tweesnijdende kling met een symmetrisch gevest in
de vorm van een Latijns kruis. Maar het wordt in de volksmond veelal als
verzamelnaam gebruikt voor een lang (recht) steekwapen. Van oorsprong
werd de benaming van shamshir ook gebruikt in het midden Oosten voor een
zwaard met rechte kling.
(3)
Voor een volledig verslag
van deze workshop in het Nationaal museum van Tbilisi kunt U kijken op
de website van Atelier Gotscha. www.gotscha.nl.
Op de site is ook te zien welke andere wapens behandeld zijn tijdens
deze periode.
(4)
Bij damasten als smeedproces wordt metaal verhit, dubbelgeslagen en weer
verhit en dit vele keren. Hierdoor is het eindresultaat opgebouwd uit
vele laagjes. Dit vormt een soepele en zeer sterke metaalsoort.
(5)
Een cartouche is een omlijst schild, meestal met een opschrift of
heraldisch motief. In dit geval verwijst het naar de kaders aangebracht
in verguldsel op de kling.
(6)
door A.D Anosov, Zeller and
Rohrer.
(7)
Kalb Ali en zijn vader Assaduah waren beroemde zwaardmakers gedurende
het einde van de 16e en begin 17e eeuw. Later
werden zelfs deze namen als “kwaliteitsmerknaam” gebruikt voor
klingen om zo de kwaliteit aan te duiden.
(8)
POB ( point of balance) Dit is het punt waar de balans van het zwaard
ligt, om dit te meten zou men het zwaard op één vinger moeten leggen,
op het punt waar het zwaard zijn balans vindt zou men een meting moeten
starten tot aan de handgreep.
(9)
COP, (centre of percussion) Dit is het punt waar het zwaard zijn
grootste slagkracht heeft. Om dit te meten zou men het zwaard in de
rechterhand moeten nemen om vervolgens met de palm van de linkerhand
tegen de rechterhand te slaan welke het zwaard vasthoud. Kijk nu
zorgvuldig naar de kling, de COP is de plek of centrum waar de kling de
minste vibratie heeft.
The first assignments to
Georgia under the TRQN II project took place in September-October 2009.
IOM
Georgia, Oktober 2009
Gocha
Laghidze is an experienced Georgian armourer and restorer currently
living in the Netherlands. He was one of the first persons who visited
Georgia as part of the TRQN II project. Gocha was hosted by the Georgian
National Museum. During his one month assignment, Gocha introduced to
the staff of the museum some new techniques used in Europe, and helped
the museum with the restoration of several valuable objects kept in its
repositories. The restoration included the sword of the King Erekle II,
a precious historical relic that required urgent treatment. On 25
September, Gocha Laghidze delivered a presentation in the auditorium of
the National Museum where he spoke about his cooperation with the
European museums as well as the results of his work in Georgia. The
presentation attracted a wide audience and elicited considerable
interest among the experts in this field. Gocha’s contribution was
received with great appreciation and recognition by the National Museum
and other people who had pleasure to work with such a master and a
committed supporter of Georgia.
Moderne vakman laat oude tijden herleven
Nieuwsbrief
Legermuseum # 2, september 2005, door Bart-Jan Lagerwaard / ISSN
1569-4305
Werk van
Gotscha Lagidse vult leemten in collectie
Historische
musea vullen leemten in hun collecties natuurlijk het liefst door het
verwerven van authentieke objecten. Soms is dit echter onmogelijk.
Volgens de moderne museumethiek is het dan gerechtvaardigd gebruik te
maken van replica's. Deze moeten wel van museale kwaliteit zijn, dat wil
zeggen technisch en historisch in alle opzichten verantwoord. Het
Legermuseum bezit onder andere replica's van het ruiterharnas van Prins
Maurits (1567-1625), een piekeniersharnas en een kinderharnas van
Maurits. Prachtige objecten, die zijn gemaakt door Vriend en
metaalkunstenaar Gotscha Lagidse. In hun soort behoren tot de absolute
wereldtop.
Eerste
opdracht
In het
vernieuwende deel van de basisexpositie dat die periode van de Romeinen
tot en met de Tachtigjarige Oorlog bestrijkt, bevindt zich een
ruiterharnas van Prins Maurits. Velen kijken bewonderend naar wat op het
eerste gezicht 16e eeuwse vakmanschap lijkt. Een tekstbordje leert
echter dat dit metalen maatkostuum van een van onze grote historische
helden in 1998 is gemaakt door Gotscha Lagidse. Deze talentvolle
Georgiër volgde een opleiding tot elektrotechnisch ingenieur, maar
maakte in zijn geboorteland al min of meer hobbymatig wapenuitrustingen
en andere kunstzinnige metalen voorwerpen. Begin jaren negentig kwam hij
naar Nederland. Om in het levensonderhoud van zijn gezin te voorzien, is
hij zich toen op het artistieke metaalwerk gaan toeleggen. In 1996 kwam hij in contact met
Jan Lenselink, toenmalig conservator van het legermuseum en in 1997 met Jan Piet Puype, de in
2004 gepensioneerde hoofdconservator van ons museum. Ze vonden het
werk van Gotscha van een dermate hoge kwaliteit, dat ze in de context
van het museum mogelijkheden zagen. Dit resulteerde in de eerste opdracht:
het maken van het "Mauritsharnas".
Meer dan
replica's
De term
"replica"doet eigenlijk geen recht aan het werk van Lagidse. Bij een
opdracht vormt weliswaar een origineel of een afbeelding het
uitgangspunt, maar tijdens de uitwerking geeft hij aan allerlei details
een eigen interpretatie. Dit gebeurt op basis van een zekere artistieke
vrijheid, maar vaak ook omdat het niet anders kan. Als er bijvoorbeeld
alleen een afbeelding beschikbaar is (zoals bij het kinderharnas van
Maurits), is daarop altijd maar een deel van het harnas te zien. De
maker moet dan aan de rest een eigen invulling aan geven. Dat Gotscha
Lagidse zich op overtuigende wijze van deze taak kwijt, blijkt uit het
feit dat zijn werk ook door de rijksoverheid van groot belang wordt
geacht voor het Nederlandse culturele erfgoed. Op grond hiervan is hem
eind 2004 het Nederlanderschap toegekend.
Tijdrovend
werk
Het
verwaardigen van topharnassen kost veel tijd. Bij het Mauritsharnas is
alleen in de voorbereiding meer dan 400 uur gaan zitten. Het origineel
van dit harnas bevindt zich in de collectie van de Hofjagd- und
Rüstkammer des Kunsthistorischen Museums in Wenen. Behalve dit ene
exemplaar is er op de hele wereld geen enkel ander harnas van een van
onze Oranjes bekend. Bij hoge uitzondering kreeg Gotscha toestemming om
dit unieke stuk uit elkaar te halen. Op die manier kon hij onderdeel
voor onderdeel bestuderen, opmeten en fotograferen. Aan de hand van de
aldus verkregen gegevens maakte hij ca.150 werktekeningen. Hierna zijn
alle 177 plaatdelen stuk voor stuk volledig met de hand verwaardigd. Dat
begint met het op maat knippen en soms zagen van het plaatstal. Wat dan
volgt is een moeizaam en tijdrovend proces van in vorm brengen. Onder
vele duizenden hamerslagen worden langzaam de contouren van elk
onderdeel zichtbaar. Dit gebeurt grotendeels koud met behulp van
houtblok, aanbeeld, tassen, staken en speciaal gevormde hamers. Soms is
het nodig het materiaal te verhitten, waarbij een acetyleenbrander het
ouderwetse smidsvuur vervangt. Na het bereiken van een definitieve vorm
begint het afwerkingproces van slijpen, schuren en polijsten. In veel
gevallen, zoals bij het Mauritsharnas, volgt nog het " vuurblauwen".
Gotscha Lagidse is een ware meester in dit delicate werk. Met de brander
verhit hij het glimmend gepolijste metaal zodanig, dat het een prachtige
diep donkerblauwe kleur krijgt. Dat moet zeer precies en gelijkmatig
gebeuren. Eén moment van onoplettendheid kan het resultaat verloren
laten gaan. In het harnas zijn zo'n 800 verguld ijzeren klinknagels,
gespen, scharnieren, haken en ogen verwerkt. Eveneens stuk voor stuk met
de hand verwaardigd! Als alle onderdelen klaar zijn, kan het assembleren
beginnen. Ook hiermee is geruime tijd gemoeid. De honderden klinknagels
moeten met groet voorzichtigheid worden aangebracht om beschadigingen
aan het omringende metaal te voorkomen. Een waar monnikenwerk, dat een
vaste hand en veel vakmanschap vereist!
Meesterproef
Het maken
van het Mauritsharnas is door Gotscha een soort meesterproef geweest die
hem veel erkenning opleverde. Helaas heeft alle waardering slechts geleid
tot een beperkte aantaal opdrachten. Hoewel jammer, is dit op zichzelf
niet onbegrijpelijk. Vooral door de vele tijd die erin gaat zitten, zijn
met dit soort werkstukken forse bedragen gemoeid. Voor vriend en
wapenverzamelaar Henk Visser maakte Gotscha in 1999 een schitterende
50cm hoge miniatuuruitvoering van het Mauritsharnas. Deze bezorgde hem
tijdens de expositie bij het Forum International de la Ferronerie d'Art
Cintemporaine 1999 in Luxemburg een eerste prijs op. Nadien volgden
onder meer een fraai piekenierskuras met stormhoed voor het Legermuseum
(2003) en een sublieme interpretatie van het harnas van Jan van
Schaffelaar voor het Veluws Museum Nairac (2004).
Kinderharnas van Maurits
In december
2004 vond de overdracht plaats van het kinderharnas van Maurits, de
derde opdracht die Gotscha Lagidse voor ons museum heeft uitgevoerd. De
collectie kende nog geen kinderharnas, zodat wederom een leemte is
gevuld. Als voorbeeld diende een schilderij van Maurits op ongeveer
twaalfjarige leeftijd dat deel uitmaakt van het Koninklijk Huisarchief.
Op dit doek is hij afgebeeld in een harnas dat bestaat uit een helm, een
kuras, een ringkraag en wapenhandschoenen. Bij het totstandkomen van dit
werkstuk diende de 13 -jarige zoon van de maker regelmatig als model.
Ook nu is sprankje van een juweeltje van vakmanschap dat iets
aandoenlijks heeft. Wederom heeft Gotscha Lagidse bewezen dat hij over
een bijzonder talent beschikt!
Maatpakken van metaal
Nieuwsbrief
van de Vereniging Vrienden van Archeon, december 2006,
jaargang 11. # 6, door Bart-Jan Lagerwaard
Harnassen maken, een vak apart
Een
middeleeuws harnas wordt helemaal op maat gemaakt. Het moet uiteraard
voldoende bescherming bieden, maar dient tegelijk de drager zo min
mogelijk in zijn bewegingen te belemmeren. Hiertoe is elk harnas
samengesteld uit tal van losse onderdelen, die met veel gedoeld in de
gewenste vorm worden gehamerd. na het slijpen en polijsten worden soms
nog fraaie versieringen in het metaal aangebracht. Harnassmeden zijn
echte specialisten, die met één exemplaar de nodige maanden in de weer
zijn. Hoewel een ridder aardig wat kilio´s meetorst, weegt een goed
harnas veel minder dan meestaal wordt gedacht. Er waren zeker geen
hijswerktuigen nodig om de ridders op hun paarden te krijgen.
Moderne harnasmakers
Zo´n metalen maatpak kostte
in de middeleeuwen al een klein vermogen., ondanks het feit dat
menselijke arbeid toen aanzienlijk slechter werd betaald dan
tegenwoordig. Door de ontwikkeling van het vuurwapens raakte het ambacht
van harnasmaker uiteindelijk in de vergetelheid. In de negentiende eeuw
was er een opmerkelijke opleving. de industrialisering was begonnen en
als reactie daarop werden de middeleeuwen geromantiseerd. Veel van de
toen verwaardigde replica´s horen echter tot de categorie
decoratiemateriaal. De wereldwijde ontwikkeling van levende geschiedenis
als hobby zorgt sinds da jaren zestig van de vorige eeuw voor een nieuwe
opleving. Er is sindsdien behoefte aan functionele harnassen. Fraaie,
historisch min of meer correcte werkstukken die echt kunnen worden
gedragen en bescherming bieden tijdens nagespeelde toernooien en
veldslagen. Aanvankelijk vooral in de Verenigde Staten en Engeland.,
maar nu ook in andere landen. Een deel van deze moderne harnasmakers
bereikt opmerkelijke resultaten. Sommigen verdienen er zelfs hun brood
mee.
Museale kwaliteit
De moderne harnassmeden
vormen een selectie groep die de kennis en vaardigheden bèzit om
harnassen van museale kwaliteit te maken. Dat wil zeggen stukken die
historisch volkomen correct zijn en door het vakmanschap van de maker
niet onderdoen voor originele exemplaren. Dergelijke harnassen kunnen op
een verantwoorde wijze leemten in museale collecties vullen. In het
algemeen is hier geen sprake van replica´s, maar van reconstructies.
Afhankelijk van de complexiteit zijn met zo´n reconstructie 2000 en 3000
werkuren gemoeid, inclusief voorstudies. Het hier getoonde harnas is
verwaardigd zo´n unieke vakman. Het is de in Georgië geboren Gotscha
Lagidse. Sinds hij in 1994 naar Nederland kwam, heeft hij zich hier een
reputatie als expert verworven. het werk van Gotscha is een voorbeeld
voor menig amateur/harnasmaker. zie ook www.gotscha.nl.
Art without borders
The Messenger, Tbilisi,
24 juni 2005,
By Nino Kopaleishvili
Georgian goldsmith
Gotscha Lagidze is one of those artists who believe that art does
not have borders. Having worked on traditional Georgian weapons and
armor since he was a teenager, Lagidze reproduced a suit of armor
that belonged to Prince Maurits of Nassau in 1998 for the Delft
Royal Netherlands Army and Arms Museum. Calling it his "favorite
work," Lagidze keeps another masterpiece of Prince Maurits at his
delightful Dutch-style house in Roosendaal, in the south of the
Netherlands. Lagidze has been living in the Netherlands since 1994
with his wife Lela and three children Giorgi, 17, Lasha, 15, and
Sophia, 9. Lagidze has been cooperating with different museums in
the Netherlands over the years and in 2003 he made a reproduction of
the chain mail of Jan van Schaffelaar, Holland's national hero from
the 15th century. "The work on it continued for three-four years. To
help raise funds, it was decided to make the armor in the style that
St. George dressed. It was important not to violate historical
rules," he states.
In 1999 Lagidze received
first prize at the international forum in Luxembourg for modern art
in steel. "I took my miniature to the forum before it was completed.
The event was really important," he said.
In addition to working
on different projects Lagidze also teaches at Amsterdam State
University. However, he admits there are not many students who are
interested in work on steel, mainly for commercial reasons.
"Such things are
difficult to do and this art is disappearing gradually," he says.
"But it is such an intellectual discipline." Now he plans to try his
hand in other fields more available to public. "Now I am designing
street lamps which are for the public. The first ten copies will be
produced soon," he says.
Chain mail of the famous
Georgian King
Earlier this year,
Lagidze received an offer from the Georgian playwright Dato
Turashvili to design chain mail for a film about Georgia's famous
king Davit Aghmashenebeli. "Probably I will travel to Tbilisi. It is
important to do it in Tbilisi," he says. "The chain mail of Davit
Aghmashenebeli is not on a fresco. That is why I want to do it not
only for the movie, but for a museum." His love for designing old
war equipment exists hand in hand with his love of Georgian history.
He was particularly interested in Khevsurian armor and often
traveled to the region to study this equipment in the years 1985-88.
"Everything started from my teacher Juansher Jurkhadze, who taught
me history," he says.
"Once I had a knife that
I made myself. He took it and said it was no good. The next day he
presented me with a little sword," he said. Later, Lagidze happened
to visit his teacher's home and was amazed at the collection of old
Georgian equipments.
"I decided to do steel
chain mail and I did it ... probably this man got me on the right
track," he adds.
Looking back to his
home country
"Georgia is my home
country and nothing can change that," says Lagidze, adding, however,
that there are many things in Dutch society that he would like to
see transferred to Georgia. Lagidze and his family often watch
Georgian television channels and search for news on the internet
about Georgia. "I am sympathetically disposed to the events taking
place in the country now. We are happy about all the good changes
happening in my country," he declares. Lagidze, who participated in
the two civil wars in the 1990s in Abkhazia and South Ossetia, says
that the defeat was the final straw which drove him to leave the
country.
"Defeat in Abkhazia was
a great disappointment and this became one of the reasons why I left
Georgia," he says. "In my opinion there was certainly a mistake as
this should not have happened but I do not know how it started."
Several months ago,
Lagidze, who is now a citizen of the Netherlands, applied for dual
citizenship and hopes to become a citizen of Georgia again.
"I really want to get
it, but I am trying not to think what the answer will be," he said.
Het harnas van Jan
Trouw, 18 juni 2005, door Haro Hielkema
Het is
niet de echte harnas van Jan van Schaffelaar, maar hij had het gedragen
kunnen hebben toen hij sprong. In het Veluws Museum Nairac koesteren zij
de aan eengeregen blikken replica, omdat er geen geschikt origineel
harnas uit de tijd van Van Schaffelaar bestaat. Wát er nog uit die tijd
is, is alleen verzameling roest. Ruim vijfhonderd jaar nadat Van
Schaffelaar van de kerktoren in Barneveld sprong (16 juli 1482), is zijn
vechtpak vorig jaar na ruim 2000 arbeidsuren gereconstrueerd door de
Georgische edelsmid Gotscha Lagidse, die eerder al een replica had
gemaakt van het harnas van prins Maurits moet hebben gedragen. Voor Van
Schaffelaar diende een schilderij van Frederich Herlin uit 1462 als
voorbeeld. Het harnas waarin hij St. Joris in zijn strijd tegen de draak
uitbelde (van top tot teen in het blik, gesloten helm), was
destijds populair in Europa. Jan van Schaffelaar had het heel goed als
outfit gekozen kunnen hebben, tot en met de hippe rode puntschoenen.
Het
levenseinde van Jan is legendarisch. Bij het belegering van de kerktoren
door de Hoekse soldaten, wilden de de kabeljauwse bezetters zich
overgeven. Dat kon alleen als ze eerst Van Schaffelaar uit de galmgaten
van de toren zouden gooien. Dat wilden ze niet, waarop de
legeraanvoerder zich met zijn gehele gewicht van de trans wierp, met de
woorden: "Lieve gezellen, ik moet toch eenmaal sterven, ik wil u geen
moeilijkheden bezorgen". Hij overleefde de val, maar werd door zijn
vijanden gedood.
Royaal
Legermuseum
Defensie
Krant, 13 januari 2005
Den
Haag - niet alleen strijdharnassen, maar ook de kleine harnasjes van
koningskinderen zijn te zien op de tentoonstelling "Heavy Metal,
Europese harnassen in het vizier" in het Legermuseum in Delft. half
december werd hier een bijzonder harnas aan de collectie toegevoegd een
replica van het kinderharnas van prins Maurits (1567-1625).
Het is
gemaakt door harnassmid Gotscha Lagidse, naar het voorbeeld van een
schilderij. half december werd in het bijzijn van groep 7 van de Prins
Mauritschool uit Delft de laatste hand gelegd aan het harnasje, waarna
het op bijzondere wijze wordt opgenomen in de expositie. Op de expositie
staan de kleine gestaalde figuren van de latere machthebbers van Europa:
Karel V, de Habsburger Albrecht, Philips III van Saksen, Ferdinand Karel
van Oostenrijk en Vladislav van Poolen. In het Legermuseum zijn deze
staaltjes van vakmanschap, vormgeving en smeedkunst te bewonderen. De
historische sierharnassen - uit diverse Europese topcollecties
samengebracht - zijn waarschijnlijk nooit meer in deze unieke combinatie
te zien.
De
koningszonen waren destijds nog kinderen toen zij een harnasje kregen
aangemeten waarin zij met hun vader meeliepen in een parade of oefenden
in de schermsport. Het was allemaal gericht op hun latere leven als
heerser op het Europese machtstoneel. Kinderen nog, maar in hun
opvoeding stonden oefening, tucht en discipline voorop en dragen van een
harnas hoorde daarbij.
Ook
prins Maurits (1567-1625) droeg als een kind een harnas. Op een
schilderij uit 1578 staat hij als twaalfjarige jongen in een geblauwd
kuras met vergulde versieringen, met naast zich zijn helm en en
wapenhandschoenen. Onbevangen kijkt hij ons aan. bewust, zo lijkt het,
van de taak die hem wacht in de Tachtigjarige oorlog met Spanje. Het
harnas op dit schilderij vormde het enige voorbeeld voor de harnassmid
Gotscha Lagidse.
De
expositie laat zien dat bepantsering van alle tijden is en dat er
verband bestaat tussen een krijger in harnas en een astronaut, ijshockeykeeper
of hard rocker. een verrassende, snelle videoclip legt de
link tussen bepantsering toen en nu en hoe is het harnas geëvolueerd tot
de outfit van een skater, schermende madonna of een American
footballspeller.
Het
legermuseum is gevestigd aan de Korte Geer in Delft en is van maandag
tot en met vrijdag geopend van 10.00 uur tot 17.00 uur en in het
weekeinde van 12.00 uur tot 17.00 uur.
De
unieke Schellenbomen blinken weer
BN DeStem, 30 november 2004,
door Willemijn van Hees
Koninklijke Harmonie Nut & Vermaak in
Zundert heeft haar schellebomen een jaar moeten missen wegens
restauratiewerkzaamheden. De Georgische edelsmid Gotscha Lagidse uit
Roosendaal die ze gerestaureerd heeft, bracht ze afgelopen zaterdag
tijdens de jaarlijkse feestdag van de harmonie terug.
Prachtig blinkend en
weer helemaal compleet stonden de schellebomen te stralen op het podium
van zaal Victoria. Ernaast het gelukkige gezicht van Lagidse die een
enorm applaus kreeg van de overvolle zaal. Heel de harmonie draagt de
bescheiden Georgiër dan ook een warm hart toe.
Lagidse: „Ik vond het heel leuk om bij te dragen aan de voortzetting van
een traditie die meer dan anderhalve eeuw oud is. De schellebomen zijn
door de jaren heen vaak gerepareerd, maar de kwaliteit is daardoor niet
altijd verbeterd.“ „Eén ding is zeker: het is de aankoop dubbel en dwars
waard geweest!“, vervolgde Lagidse. „De maker Pillot heeft een prachtig
stuk werk geleverd en met heel veel liefde, anders kun je zoiets moois
niet maken. Het was een eer voor mij om ze te mogen maken. Ik zie de
schellebomen als symbool van jullie harmonie en kom zeker eens kijken
als jullie ermee door de straten gaan.“
Schellebomen zijn van oorsprong Turks-islamitische
belmuziekinstrumenten. Zij werden in oorlogen gebruikt om de vijand af
te schrikken. Ook de grote trom had een dergelijke functie. De
schellenbomen van de Koninklijke Harmonie Nut & Vermaak zijn gelukkig
nooit gebruikt om oorlogen te voeren.
Uit de notulen van vrijdag 20 augustus 1847 blijkt dat het bestuur heeft
besloten om twee dergelijke schellenbomen aan te schaffen. De koperen
instrumenten moesten voorzien zijn van halve manen, sterren en
tientallen belletjes en dienen ter opluistering van het muziekkorps. De
opdracht tot het maken kreeg de Zundertse koperslager Petrus Josephus
Pillot. Op 4 augustus 1848 werden de schellenbomen afgeleverd voor een
bedrag van 80 gulden. Zij werden bekostigd uit een obligatielening en
zijn gemaakt middels puur handwerk – vakmanschap - en enig in hun soort.
Zij bezitten een unieke vormgeving en zijn van enorme cultuurhistorische
waarde.
Zoals Lagidse ook al aangaf, zijn de schellebomen uitzonderlijk mooi en
uniek in hun soort. Men ziet wel meer schellenbomen, maar deze zijn
eenvoudiger in hun uitvoering. Tot op de dag van vandaag worden zij nog
steeds in ere gehouden. Omdat ze kwetsbaar zijn, gaan de ‘dragers’ er
voorzichtig mee om. In de ruim 155 jaren zijn ze al minstens 4500 maal
meegenomen naar festiviteiten, concerten, blijde en droevige
gebeurtenissen. Logisch dat er soms een sterretje of ander onderdeel
afbreekt en dat er vooral ook ouderdomsslijtage ontstaat.
Een grondige restauratie was daarom hard nodig om dit culturele erfgoed
ook voor de toekomst te behouden. Het Prins Bernard Cultuurfonds zag ook
de culturele waarde van de schellebomen en heeft daarom bijgedragen in
de kosten van de restauratie.
Van honden kop ...
een uitgave van het Legermuseum,
2006
In een opstelling over de
Tachtigjarige Oorlog mag Prins Maurits natuurlijk niet ontbreken.
Het origineel harnas van Maurits bevindt zich in de collectie van de
Hofjagd- und Rüstkammer des Kunsthistorischen
Museums in Wenen. Gotscha
Lagidse, een van de laatste wapensmeden, heeft aan de hand van dat
harnas een replica gemakt. Dat staat nu - inclusief de deuk in de
borstplaat, een teken dat het bestaand is tegen een musketschot - in
het museum. Lagidse kreeg bij zeer hoge uitzondering in 1998
toestemming van het museum in Wenen om het harnas uit elkaar te
halen en elk onderdeel, van borstplaat tot vingerkotje te
bestuderen, fotograferen en op te meten. Van die gegevens maakte hij
werktekeningen. De 177 onderdelen zijn daarna met de hand
verwaardigd; knippen, zagen, in vorm hameren - koud of door
verhitting - en vervolgens slijpen, schuren en polijsten. Het harnas
van Maurits is 'vuurgeblauwd' om de prachtige, diepe zwartblauwe te
krijgen. De 800 ijzeren klinknagels, scharnieren, haken en ogen zijn
allemaal met hand gemaakt. Monnikenwerk!
Maurits
was ongeveer twaalf jaar oud toen dit portreet van hem gemaakt. Een
jongen nog, in de geblauwde kinderharnas met vergulde banen en
randen. Slechts de afbeelding van dit portret had Lagidse tot zijn
beschikking toen hij in 2004 het afgebelde kuras, de helm, de
ringkraag en de wapenhandschoenen namaakte. Zijn 12 jarige zoon
diende regelmatig als model.
Bepantsering vandaag
de dag
Heavy
Metal - Europese harnassen in het vizier,
Door Robert Douglas Smith,
Uitgave boekwerk van het Legermuseum, 1999.
pag.75.
ISBN 90-70793-25-3
The forger of
iron and steel
The
World of Constant Connection - Informational and Scientific Magazine, 3
(23) 2004, By Nino Chichinadze
Georgia
and Medieval Holland – on the face of it, these two countries seem to
have nothing in common. However, it is the art of our country-man –
Gotscha Lagidse that has revived several pages of the medieval history
of Holland.
How did he manage to do that? Gotscha, who has been living and working
in
Holland
since 1994, has
created the armour of the heroes of this country. Gotscha Lagidse’s
creative work is difficult to define in one word, that is to attribute
it to one specific field, because his activity combines art, historic
and technological research, complicated and labour intensive
metal-working, as well as precise artistic flair. However, if not for
the artist’s tremendous love and his “subtle perception” of the
past, we would be left only with a dry and mechanical copy of the
combination of the aforementioned components. History per se – the
past of one country or another – that forms the basis of
self-consciousness and particular pride of a nation, is, on the one
hand, an extremely attractive source of inspiration for an artist, which,
on the other hand, requires a huge responsibility. This is particularly
true when his creative work has to do with the past of another country.
Gotscha has successfully handled this difficult task. This has been
evidenced, above all, by the orders of the most prestigious museums and
publications in the press of these European countries. However, it was a
long path of study, cognition, reflection, comprehension and, of course,
mastery of forging and other most complicated techniques and
technologies of metalworking that preceded such recognition of his
creative art in Western Europe. The perception of the history of one’s
homeland and love of one’s motherland is peculiar to each individual
and is manifested in various forms. For Gotscha this is the revival of
the armour of his ancestors – the hero warriors of the past. It is
probably very unlikely to find a boy who has not “battled” in his
childhood holding a wooden sword in his hand or “waged war against the
enemy” with his toy soldiers. For Gotscha Lagidse this passion has
become his life’s work.
A
young Georgian man first showed interest in this strange and rare scope
of activity – the fighting equipment of the knights of the past
centuries when he was a schoolboy. It was at the age of 14 when assisted
by his pedagogue, a history teacher Juansher Jurkhadze, that Gotscha
created his first work – Gudamakarian “khabalakhi” (a warrior’s
helmet with woven steel chains). It was this very teacher of history who
“infected” a student of the Komarov mathematical school with this
interesting and romantic field. During his studies at the Georgian
Polytechnic Institute, he keenly familiarized himself with our ancestors’
ammunition. In 1985-89 he restored a Khevsurian war helmet, a hauberk (a
chain mail), metal plates protecting the arm, iron gloves, a
shoulder-strap, a shield and sword. The following figures give an idea
of the complexities and labour intensiveness of this task: the chain
mail is made up of 56,000 small rings where each ring is prepared by
means of a cold hammering technique. Each ring is linked to four other
rings. It took Gotscha two months to create this ring-armour using 9
kilograms of steel material. In 1988 a Georgian television film “A
Shirt of Mail” acquainted Georgian viewers with Gotscha Lagidse’s
creative work. The same year, the Artists’ Union of Georgia conferred
on him the title People’s artist of Georgia.
From the end of 1980s the scope of this activity expands: on Zurab
Tsereteli’s personal order he creates a number of monumental works,
starts to work as a metal restorer at the State Ethnographical Museum of
Architecture and Culture named after Academician G.Chitaia and takes
active part in exhibition.
The
ammunition of the heroes of the Middle Ages, created by the artist in Holland,
became a landmark in Gotscha Lagidse’s work. For 10 years the Royal
Netherlands Army Museum in the city of Delft was unsuccessfully looking
for an artist who would be capable of making a copy of the armour of a
national hero of the 16th-17th centuries –
Maurice of Orange (1567-1625), the Count of Nassau and it was to our
countryman – Gotscha Lagidse, that the specialists entrusted this
responsible task. Creating a western knight’s armour has been
Gotscha’s dream for a very long time.
Maurice
of Orange was a famous statesman, a commander in-chief and an army
reformer. Like his father – Wilhelm I of Orange, he fought against the
Spaniards. A magnificent victory in this war marked the liberation of
the Netherlands
from Spain. Prince
Maurice’s only surviving suit of armour was made in 1590 and is kept
in the
Vienna
Art
History
Museum. The Prince
himself had handed it over to the Catholic Bishop of Austria
and the armour
represents a valuable relic. Due to the fact that it was not possible to
return this historical relic to the Prince’s homeland, a decision was
taken to make a copy. It took the Georgian master 400 hours to
accomplish the preparatory works and 1,600 hours to create the
ammunition itself. According to Gocha’s description, the ammunition is
extremely elegant and its quality equals royal standards. The helmet and
armour are bullet-proof. The suit of armour is made of 169 plates of
different sizes and thickness. The plates are fitted to one another by
forging and fixed by approximately 600 details. The initial colour of
the original is unknown but after special research it was decided to
have the replica painted dark blue. The result of the work aroused a
storm of delight in everyone. Gilded details handsomely adorn the blue
sheen of the perfectly executed copy.
For
Gotscha it was the first attempt to create a life-size west European
suit of armour. His preceding works ware represented by miniature
models. In an interview to al local newspaper, he said that he found the
preparation of the helmet particularly difficult because its shapes and
details had to be highly precise.
Gotscha’s
next work is associated with the name of another hero of the Netherlands
– Jan van
Schaffelaar. In this case the artist had more difficult task to cope
with. The thing is that five centuries the interest in this hero had not
diminished in the Netherlands. Unfortunately, Van Schaffelaars armour
has not survived. He is the hero of many novels, poems, works of art
and, naturally, research works and, therefore, it was a common desire to
have his armour displayed in his country’s museum. “He is a real
commander, he wears a helmet on his head and his body is completely
covered with armour” – this is how the chronicle about Van
Schaffelaar describes him. Following extensive discussions and long
consultations, a decision was made to create armour similar to that
depicted on Friedrich Herlin’s painting “The Miracle of St.
George”, which dates back to 140 and is kept at historical museum of
the city of Nordlingen. The presentation of this work, executed by
Gotscha Lagidse, took place in the spring of 2004. Along with
Gotscha’s talent and zeal, such success could perhaps also be
attributed to the artist’s chivalrous soul and romantic nature.
To
have a clear idea of Gotscha Lagidse’s activity, it is certainly
worthwhile to refer this original jewellery – a peculiar
“collection” of ladybirds and other insects. This is what the master
says himself: “I am fascinated by coats of mail and armour – real
arming of the warriors; but don’t ladybirds and turtles also protect
themselves with their own “armour” – their shells and testa? I
think that everything has cuirass – some are visible and others –
invisible.” Silver, copper
and iron ladybirds differ by the manner of execution. One can feel a
special love of nature in these works and the artist attitude to them is
manifested in the names given to them by their creator: “Picasso”,
“Ladybird on ice” and others. “At first I hesitated – I was not
certain whether the name was chosen by me for my adorable ladybird was
acceptable. Later on, however, when I saw Picasso Citroen cars in the
streets, I thought I had full authority to do so.” A contemporary
design, fine workmanship, artistic mastery of them form material imparts
these works with exceptional charm.
It
has been almost decade since Gotscha’s artistic works have beautified
the galleries and museums of Holland, Luxembourg
and Germany. In 1999
his artistic miniature “Maurice” was recognized as the best exhibit
of the International Modern Art Exhibition organized by UNESCO and the
Luxembourg Ministry of Culture. The Georgian master shares his
workmanship and love of his art with interested audiences at lectures
and seminars, concurrently continuing his restoration activity.
As
far back as 28 centuries ago, one of the inscriptions of the Assyrian
King, Sargon the Great (714 B.C.) contains a description of the trophy
seized during his invasion of the
Caucasus
. A host of precious metal artefacts ‘‘from the land
of Tubals’’ (golden
and silver bowls, mugs, jugs and vases) including gilded swords made by
ancestors of the Georgians are noted in particular. It goes without
saying that the trophy of the ruler of the richest of the eastern empire
would contain only articles distinguished by high craftsmanship. The
richest artistic tradition of Georgian metalworking that belongs to
Antiquity and the Middle Ages, has been enjoying world recognition for
many years. If in the distant past, Caucasian metal objects aroused the
interest of eastern monarchs, today it is
Western Europe
that is enchanted by
the works of the Georgian master. Gotscha Lagidse’s creative activity
is yet further proof that the refined art of metal forgery, which has
flourished on Georgian territory, still exists, develops, peculiarly
transforms during the new époque and is distinctly heard
in the polyphony of contemporary art.
"Een
goed harnas betekende het verschil tussen leven en dood"
Amersfoortse Courant,
Barneveldse Krant gemeente Barneveld, door Renate Koning, 15 mei 2004
Barnevelds enige
nationaal bekende held Jan van Schaffelaar heeft een harnas gekregen.
"het is een prachtig stuk vakwerk geworden", laat Priscilla
van Leeuwen van het Veluws Museum Nairac weten.
Het laatgotische harnas
zit "hem" gegoten en zal samen met nog enkele andere harnassen te zien in het
Barneveldse museum. Het harnas is een eindresultaat van
"Een harnas voor Jan" project. Het "ijzeren maatpak"
werd donderdag tijdens een feestelijke presentatie onthuld. In het
museum stond al een harnas, ooit aangeschaft in een curiosawinkel.
"Het is volstrekt namaakexemplaar dat ook nog te klein is. Ik kreeg
regelmatig de reactie 'de mensen uit de middeleeuwen waren een stuk
kleiner dan nu', verteld hoofdconservator Priscilla van Leeuwen van
Museum Nairac tijdens haar toespraak.
Toen het oog van Priscilla van Leeuwen
op een artikel viel over een ruiterharnas dat gemaakt was voor Prins
Maurits en tentongesteeld was in het Legermuseum te Delft, besloot ze
contact op te nemen met Gotscha lagidse, maker van het harnas, en Jan
Piet Puype, hoofdconservator van het Legermuseum. Samen met beeldend
kunstenaar en wapensmid Gotscha Lagidse, oorspronkelijk afkomstig uit Georgië,
ging hij het harnas voor Jan maken.
Er waren geen concrete gegevens over
het harnas van Jan van Schaffelaar bekend. Er werd een voorbeeldharnas
gezocht dat Jan qua tijd en stijl heel goed gedragen zou
kunnen hebben. Gotscha koos als inspiratiebron een klassiek gotisch
harnas dat op het schilderij St.Joris en de draak van Frederich Herlin
staat afgebeeld. "Gezien het tijdsperk, waarin Jan
van Schaffelaar leefde moet het theoretisch mogelijk zijn dat hij dit
harnas heeft gedragen", verteelt Gotscha Lagidse. Hij vermoedt dat gotische
harnas oorspronkelijk uit Italië komt. De helm vond Lagidse het moeilijkst
om te maken. "Vooral omdat het wel goed draagbaar moet zijn".
Hij bekeek tientallen modellen van helmen. Het harnas is gemaakt van
twee millimeter dik plaatstaal en weegt ongeveer veertig kilo.
"Door te staal verhitten kun je het met een hamer in de juiste vorm
kloppen", legt Lagidse uit. In totaal heeft hij 1900 uur aan het
harnas gewerkt. Dat is een klein jaar.
Vormgevoel. Volgens Puype komt er bij het werk van een wapensmid, zoals Gotscha
lagidse, heel veel kunstenaarschaap kijken. "Zo moet je over een
groot inlevings- en vormgevoel beschikken, aangezien je alles van een
platje moet halen. Ook is de anatomische kennis van het menselijk
lichaam een vereiste voor een wapensmid, want het harnas moet natuurlijk
wel kunnen worden aangetrokken".
Maatpak. het harnas dat door Gotscha
Lagidse is gemaakt, is een typisch Westers harnas. "Een harnas is
geen kwestie van versiering. Een goed harnas maakt het verschil tussen
leven en dood", aldus Puype. "Het ijzeren maatpak moest
bescherming bieden, maar tegelijkertijd moest de 'ridder' zichzelf ook
goed kunnen bewegen. Zo konden ridders in de 15de eeuw niet zo maar even
hun helm afzetten of het vizier openen op het slagveld. Want je moest de
vijand letterlijk en figuurlijk 'in de gaten houden'. Hierdoor kwam het
wel eens voor dat ridders in hun harnas stikten", aldus Puype.
Aanwinst. Het harnas van Jan van
Schaffelaar is volgens hem uniek in Nederland en zeker de moeite waard
om eens een keer te bezichtigen. Het Museum Nairac is ook erg blij met
deze aanwinst. "We zijn als museum erg trots dat
we dit fenomenale stuk werk van Gotscha Lagidse aan onze collectie mogen
toevoegen", laat Priscilla van Leeuwen weten. Het harnas zal
onderdeel gaan uitmaken van de vaste opstelling van het Museum Nairac.
Een aantaal sponsors, waaronder Fortisfonds Barneveld, het Anjerfonds en
het K.F. Heinfonds heeft het project "Een harnas voor Jan van
Schaffelaar" gefinancierd. Op de tentoonstelling van de andere
werken, alle verwaardigd door Lagidse, is ook het ruiterharnas van Prins
Maurits te zien.
Rode
puntschoenen voor Van Schaffelaar
Amersfoortse Courant,
door Bert van de Kruk, 15 mei 2004
Rode puntschoenen
heeft Jan van Schaffelaar aan, althans de Jan van Schaffelaar die gehuld
in splinternieuwe ridderharnas is te bezichtigen in Museum Nairac in
Barneveld. "Heel hip," vindt hoofdconservator Priscilla van
Leeuwen.
Het Veluwse streekmuseum
is zeer ingenomen met zijn nieuwe aanwinst: een laatgotisch harnas voor
'de enige bekende held' uit Barnevelds geschiedenis. Tot nu toe moest
Van Schaffelaar het doen met een fantasieharnas uit de curiosawinkel,
veel te klein voor een volwassen man. Het nieuwe harnas voor de man die
op 16 juni 1482 van de toren van Barneveld sprong om het leven van zijn
kameraden te redden, is historisch helemaal varantwoord. Het is gecreëerd
door beeldend kunstenaar en wapensmid Gotscha Lagidse, die eerder een
harnas voor Prins Maurits verwaardigde. Het resultaat van zijn
tweeduizend uren werk mag er wezen. Het harnas van geblauwd metaal glimt
de museumbezoeker tegemoet. Wie een robuuste en plompe verschijning
verwacht, komt bedrogen uit. Hier staat een slanke man, klaar voor de
strijd.
"Kijk
eens naar de mooie slanke taille," zegt van Leeuwen met glimmende ogen.
"Dit harnas past helemaal in het modebeeld van de 15de eeuw.
Het
bouwt voort op het Griekse ideaalbeeld van de mooie man; de Grieken
waren dol op het volmaakte menselijke lichaam." Het is maar de
vraag of Jan van Schaffelaar aan dit ideaalbeeld beantwoordde. Van de
goede man is eigenlijk niks bekend. Pas sinds een paar jaar staat vast
dat hij daadwerkelijk geleefd heeft. Daarmee houdt de informatie ook
zo'n beetje op. Maar dat Barnevelds held een ridderharnas gedragen
heeft, durft Van Leeuwen wel voor haar rekening nemen. "Dat was
gewoon zijn beroepspraktijk: je kan moeilijk in je onderbroek oorlog
gaan voeren. Een goed harnas hoorde erbij. Het was het verschil tussen
leven en dood. Daar had een ridder dus ook een hoop geld voor
over".
Ook
het kleine museum heeft een hoop geld moeten uitgeven voor het
harnas, vindt de conservator.
Toch stond voor haar meteen vast dat het harnas er moest komen. "We
moeten Jan van Schaffelaar koesteren. Als figuur biedt hij een goede
ingang voor een roerige periode in onze geschiedenis. Omdat hij zelf
niks heeft nagelaten, moeten wij dat idee wat meer aankleden.
Letterlijk."
De
uit Georgië afkomstige Gotscha Lagidse werd daarvoor benaderd. De
39-jarige kunstenaar nam een schilderij van Joris en de draak uit 1460
als uitgangspunt voor Jan van Schaffelaars harnas. Vervolgens begon de
handwerk, het eeuwige tikken van het verhitte metaal tot het
uiteindelijk zijn goede vorm vindt. "Honderdduizenden keren tikken,
misschien wel een paar miljoen keer, om de vorm goed strak te
krijgen." Is dat eenmaal het geval, dan volgt het eindeloos
polijsten met een fijne vijl. Lagidse: "Ik begin altijd met
het ingewikkeldste, dus met helm. Als de helm goed is dan komt alles
goed." Daarna volgen de andere onderdelen, in totaal meer dan
vierhonderd. Onder het harnas draagt Van Schaffelaar een maliënkolder
en kledij die Lagidses vrouw maakte. Daarna moest de ridderhoofdman
natuurlijk een gezicht krijgen. Dat was een lastige keuze, vindt ook
conservator Van Leeuwen. Maar uiteindelijk heeft Van Schaffelaar 'een
schattig koppie' gekregen. "Met een lichte five o' clock-shadow onder
zijn wangen. Want hij zal zich niet geschoren hebben, zo vlak voor de
strijd."
Het
harnas van Jan van Schaffelaar is blijvend te bezichtigen. Daarnaast is
tot 28 augustus een kleine tentoonstelling van Gotscha's andere werken.
IJzeren
`maatpak` voor Jan
Barneveldse
Krant, 13 mei 2003
BARNEVELD
- Jan van Schaffelaar heeft sinds gisteren een nieuw harnas. Het fraai
laatgotische ijzeren kostuum is het eindresultaat van het project `Een
harnas voor Jan`.
Beeldend
kunstenaar en wapensmid Gotscha Lagidse is de maker ervan. Gisteren werd
zijn creatie tijdens een feestelijke presentatie in Veluws Museum Nairac
onthuld door Les Bos van het Fortisfonds Barneveld. Jan Piet Puype,
voormalig hoofdconservator van het Legermuseum te Delft hield bij de presentatie een inleiding over: `Een goed harnas: het
verschil tussen leven en dood`. Behalve het harnas van Jan van
Schaffelaar zijn de komende maanden ook enkele andere harnassen te zien
in het Barneveldse museum.
'Harnas
maken is puur kunst’
BN
DeStem, Door Romain van Damme. 6
mei 2004
Gotscha
Lagidse werkt als een van de beste harnasmakers in een atelier in
Roosendaal. Pure kunst zeggen deskundigen uit de hele wereld. Dat doet
Lagidse, die onlangs de laatste hand legde aan een harnas van Jan van
Schaffelaar, deugd. „Ik ben kunstenaar.“
Roosendaal
– In zijn sobere atelier verontschuldigt Gotscha Lagidse zich, als hij
een kinderhelm in elkaar zet. „Tijdens de productiefase is het niet
mooi. De helm moet nog gepolijst en versierd worden. “ Als de Georgische
edelsmid vertelt over zijn werk, laat hij zijn natuurlijke bescheidenheid
varen. Dan spreekt hij met vaste stem en duldt hij geen tegenspraak.
Gotscha Lagidse weet waarover hij praat.
„Een echte vakman“, zeggen harnasdeskundigen uit de hele wereld, die
zijn werk nauwgezet volgen. Het leverde hem enkele jaren geleden een
definitieve verblijfsvergunning op. ‘Omdat hij een wezenlijke bijdrage
aan het Nederlandse cultureel erfgoed levert’, motiveerde het ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen het besluit.
Het afgelopen jaar was goed voor hem, zegt hij zachtjes. Genoeg
opdrachten. Uit Zundert, Barneveld, maar ook uit Zwitserland. Voor de
Zundertse harmonie Nut & Vermaak restaureert hij de schellenbomen.
„Een prachtige opdracht“, vindt hij. Het maakt in hem de kunstenaar
wakker. Zoals ook de opdracht van het Veluwse museum Nairac uit Barneveld
dat deed. ‘Maak een harnas van Jan van Schaffelaar’, een historische
figuur die in 1482 tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten geschiedenis
schreef door van de Barneveldse toren te springen. Dat deed hij om zijn
maten te redden. Kabeljauwse ruiters uit Roosendaal hadden de kerk en
toren van Barneveld ingenomen. Zij werden door de Hoekse soldaten belegerd
en eisten dat aanvoerder Van Schaffelaar zich naar beneden zou werpen. Dat
deed hij, overleefde de val, maar werd gedood door zijn vijanden.
Geen voorbeeld - Lagidse kent de geschiedenis inmiddels op zijn
duimpje. „Probleem was dat er geen voorbeeld van het harnas was. In
Duitsland, in het museum van Nõrdlingen, hangt een schilderij van
Frederich Herlin. Daarop staat St.Joris. Dat schilderij heb ik als
uitgangspunt voor het harnas genomen.“
Niet eenvoudig. Tweedimensionaal moest driedimensionaal worden. „In deze
opdrachten kan ik me uitleven als kunstenaar. Zo staat het ook in mijn
contract. Ik moest geen harnas maken, maar een kunstwerk.“ Het kostte
hem 1900 uur om het harnas tijdig klaar te krijgen. Nu is hij druk bezig
met het maken van een kinderharnas dat Prins Maurits ooit droeg. „Dat
moet 1 november klaar zijn. In heel Nederland is geen kinderharnas te
vinden. Dat moet ik dus ook van schilderijen halen. Tussendoor heb ik voor
een Zwitsers museum nog een paar helmen uit respectievelijk de zesde en
dertiende eeuw gemaakt. Het kost me veel tijd. Ik sta uren in mijn
atelier, ook in het weekend.“
Schilderijen - Tijd voor eigen werk is er vrijwel niet meer.
„Daar wil ik straks toch meer tijd voor vrij maken. Als dat kinderharnas
klaar is, wil ik schilderijen maken. Niet met verf, maar behangen met
metaal.“
Het is zijn droom, zoals
hij ook nog eens terug wil naar zijn geboorteland Georgië. „Ik volg de
ontwikkelingen op de voet. Van Sandra Roelofs uit Terneuzen, nu
presidentsvrouw, kreeg ik vorig jaar een brief, waarin ze me vroeg of ik
haar stichting die mensen in nood helpt, wilde steunen. Ik heb haar nu een
e-mail gestuurd, want ik wil zeker wat doen voor mijn land.“
Dat is voor later. Eerst moet hij klaar zijn met opdrachten. Liefdevol
pakt hij de kinderhelm vast. „Het is prachtig om er een eigen
interpretatie aan te geven. Dat verheft het tot kunst. Ik kan er mijn
kunstenaarsziel in leggen.“
Schellenbomen
in goede handen
BN
De Stem, Door
Willemijn van Hees. Zaterdag
10 april 2004
ZUNDERT
– De Georgische edelsmid Gotscha Lagidse uit Roosendaal is volop bezig
met de restauratie van de schellenbomen van Harmonie Nut & Vermaak
uit Zundert. Hij vindt dit één van zijn mooiste opdrachten tot nu toe
omdat hij er veel van zijn expertise als specialist in kwijt kan én
omdat hij de schellenbomen van museale waarde vindt.
„Soms
krijg ik een opdracht waar ik niet helemaal tevreden mee ben, maar
meestal heb ik wel het geluk hele mooie opdrachten te krijgen. Dit is
echt een heel mooi werk: echt specialistisch om het helemaal in de
originele staat terug te brengen. Een museaal werk. Het is niet aan mij,
maar het zou een plek verdienen in een museumcollectie vanwege de
cultuurhistorische waarde. Dan kunnen er heel veel mensen van
genieten“, vertelt Lagidse.
In zijn werkplaats ligt één van de schellenbomen in stukken op een
doek. Deze onderdelen zijn allemaal perfect gerestaureerd en klaar om
opnieuw verguld te worden. Ter vergelijking staat de andere schellenboom
ernaast: hier is nog niets aan gedaan en het is duidelijk te zien dat
Lagidse hier nog veel werk aan heeft. Deuken, missende belletjes,
verschil in materiaal en lelijk gerestaureerde sterren door een
provisorische restauratie zo’n 30 jaar geleden, zijn slechts de dingen
die op het eerste oog opvallen.
„Ik ben met de moeilijkste begonnen“, vertelt Lagidse erbij. Met
name de wereldbol van de andere schellenboom was er erg slecht aan toe,
evenals de grote kroon. Naast een specialist is Lagidse ook een
perfectionist: hij wil de schellenbomen zo goed mogelijk in de originele
staat terugbrengen. „Kijk, er zit verschil in de belletjes, deze is
niet origineel. Die moet vervangen worden. En kijk naar deze wereldbol,
deze is gerestaureerd. Omdat het zo dun materiaal is, was uitdeuken geen
optie, dus heb ik de deuken opgevuld met tin en gepolijst en gepolijst zoals het moest zijn. Dat was de enige juiste oplossing.“
Lagidse is ook geïnteresseerd in het Turks-Islamitische ontwerp van de
schellenbomen. „Ik vraag me af waarom voor dit ontwerp is gekozen.
Heeft de maker Pillot dat gedaan of kreeg hij hiertoe de opdracht en
waarom? Ik zie het spiritueel: het heeft niet alleen bepaalde symboliek
maar een betekenis en iets magisch. Het ontwerp is heel bijzonder: soms
is het ontwerp mooier dan hoe het gemaakt is, maar het is ook mooi
gedaan. Pillot heeft zijn best gedaan. Hij moet wel goede gereedschappen
hebben gehad 160 jaar geleden, want sommige onderdelen zijn geperst,
zoals de wereldbollen, vandaar dat die zo dun zijn. Ook een mooi idee
dat dominee Theo van Gogh en misschien zelfs Vincent deze schellenbomen
misschien wel hebben gezien.“ Zelf is hij ook benieuwd naar hoe mooi de schellenbomen zijn als ze
helemaal af zijn en vindt hij het werk uitermate inspirerend. Alhoewel
urenlang per dag solderen en vijlen niet echt gezond zijn voor een mens,
geeft hij toe.
Passie. Lagidse heeft een academische opleiding gevolgd in Georgië
en mag zich ingenieur en Volksmeester van de Kunsten noemen. Tijdens
zijn studie heeft hij een passie ontwikkeld voor wat eerst een hobby en
later zijn beroep zou worden: het maken en restaureren van harnassen.
„Georgië is heel trots op zijn geschiedenis. We hebben heel veel
kastelen en natuurlijk ook veel mooie verhalen. Nog steeds wordt er heel
veel geschiedenis gegeven op de scholen. Ridders hadden altijd mijn
interesse. Tijdens mijn studie heb ik een Georgisch harnas gemaakt.
Vanwege het conservatorisch onderzoek werd dit ook als wetenschappelijk
beschouwd.“
Hierdoor kreeg Lagidse veel media-aandacht en kreeg hij een baan
aangeboden als metaalrestaurateur in een etnografisch museum in Tbilisi.
Negen jaar geleden kwam hij naar Nederland en na twee jaar kreeg hij de
opdracht om voor het Koninklijk Nederlands Leger en Wapenmuseum
in Delft een replica van het harnas van Prins Maurits te maken. Daarna
bleven de opdrachten komen.
Naast de schellenbomen staat er ook nog een geïnterpreteerde beeld- geharnaste
Jan van Schaffelaar in zijn werkplaats. Na een jaar intensief werken is
hij eindelijk af en kan hij binnenkort worden gepresenteerd in het
Veluws Museum ‘Nairac’.
Dankzij zijn ervaring met harnassen, kan hij iedere
metaalrestauratieklus aan. „Het werken met harnassen is erg
omvangrijk: goud, zilver, inlegwerk, sierwerk, het geeft ervaring voor
van alles en ik blijf bijleren“.
Lagidse gaat ervan uit dat de schellenbomen in juli klaar zijn. Dan gaan
ze weer terug naar de Harmonie Nut & Vermaak. Hij geeft ze graag
tips mee om ze straks goed te kunnen vervoeren, want hij draagt haar
schellenbomen inmiddels een heel warm hart toe.
Schellebomen
worden als nieuw
BN
De Stem, Door
Willemijn van Hees. Zaterdag
14 februari 2004. Door René Kloeg.
ZUNDERT – De meer dan anderhalf eeuw
oude schellebomen van harmonie Nut en Vermaak in Zundert worden eindelijk
gerestaureerd. De Georgische edelsmid Gotscha Lagidse uit Roosendaal
verklaarde recent dat hij in staat is de koperen sieraden van de harmonie
te restaureren.
De
Zundertse
schellebomen zijn van oorsprong Turks-islamitische instrumenten. Ze zijn
van koper, verguld en bestaan uit ornamenten zoals een halve wereldbol en
tal van bellen. De harmonie heeft de belmuziek-instrumenten jaren echt
gebruikt. Tegenwoordig gaan de 25 kilo zware schellebomen alleen mee voor
de sier.
Uniek is dat de notulen van de bestuursvergaderingen van de Zundertse
harmonie van het begin af bewaard zijn gebleven. Dat geeft een fraai
inzicht in het ontstaan van de harmonie en de ontwikkeling ervan.
Burgemeester Caspart van Beckhoven stond halverwege de negentiende eeuw
aan de wieg van de harmonie die vooral gegoede burgers als leden had. Het
bestuur besloot op 20 augustus 1847 de schellebomen aan te schaffen.
Pronkjuwelen.
Sponsoring van
harmonieën is van alle tijden. Dat blijkt uit het feit dat Nut en Vermaak
155 jaar geleden obligaties van tien gulden uitgaf met een rente van vier
procent om de de pronkjuwelen te kunnen bekostigen. Koperslager Petrus
Joseph Pillot uit Zundert kreeg de opdracht voor tachtig gulden de
schellebomen te maken. Op vier augustus 1848 leverde hij ze af. De
harmonie beschikte dus al over de schellebomen in de tijd dat dominee Theo
van Gogh gehuldigd werd als de nieuwe predikant van Zundert. In de loop
van de tijd zijn ze redelijk goed bewaard gebleven. Een jaar of dertig
geleden zijn ze een keer provisorisch opgelapt.
„Ze zijn nu echt toe aan restauratie. We zijn een paar belletjes kwijt.
Ze zijn weleens gevallen. Er zitten butsen en deuken in de sterren en de
halve wereldbol en eraf gevallen sterren zijn er slordig terug opgezet.
Bovendien begint het verguldsel steeds verder te slijten“, aldus
voorzitter Peter Schijfs van de harmonie.
Het bestuur van de harmonie vindt de schellebomen van enorme cultuur
historische waarde. Geen andere harmonie heeft volgens Schijfs dergelijke
schellebomen. Vergelijkbare staan alleen in paleis het Loo, geschonken
door koning Willem III.
Nut en Vermaak is enkele jaren op zoek geweest naar een edelsmid die de
schellebomen kon restaureren.
Edelsmidschool. „We hebben contact gehad met de edelsmidschool.
We hebben edelsmeden in België benaderd, maar we kwamen er niet uit. Tot
we in BN/DeStem lazen over de edelsmid Gotscha Lagidse uit Roosendaal. We
zijn met de schelleboomdragers bij hem geweest. Hij kan ze restaureren.
Dat gaat ongeveer zes weken duren. Daarna moeten ze nog naar de
edelsmidschool om te worden verguld“, aldus Schijfs.
De harmonie heeft al een aantal bedrijven en particulieren gevonden die de
restauratie mee willen bekostigen. Nut en Vermaak is al lang geen rijke
harmonie meer en de restauratie gaat tussen de tien- en elfduizend euro
kosten. Nut en Vermaak hoopt dat zich meer mensen en bedrijven melden die
de restauratie van de schellebomen mee willen bekostigen. Ook
verschillende fondsen zijn om een bijdrage gevraagd.
Het
beeld van Jan van Schaffelaar
Barneveld
Nu, 20 september 2003
Naam
Jan van Schaffelaar staat in een monsterrol van Gelderse krijgslieden,
die in 1476 deel uitmaken van een groot leger dat de Bourgondische
hertog Karel de Stoute in Lausaanne (Zwitserland) bijeenbrengt. Het
leger moest de Zwitsers onderwerpen, maar is daar niet in geslaagd. Jan
van Schaffelaar heeft dat echter overleefd.
In
het Veluws Museum Nairac is een harnas te bewonderen, dat toont hoe een
militaire ruiter als Jan van Schaffelaar destijds was gekleed. Het
harnas is echter te klein voor een volwassen man. Daarom wil het museum
een ander, groter harnas hebben dat bovendien historisch verantwoord is.
Hiertoe heeft het museum de Georgische kunstenaar Gotscha Lagidse in het
Brabantse Roosendaal in de arm genomen, die gespecialiseerd is onder
meer historische harnassen. Er is opdracht verstrekt voor het maken van
een beeld met een harnasmodel zoals dat op een schilderij van Frederich
Herlin uit 1460 voorkomt, waarop Sint Joris en de draak zijn afgebeeld.
Dit model harnas was destijds in heel Europa populair, waardoor er een
(kleine) kans is dat Van Schaffelaar het ook heeft gedragen. Midden 2004
zal het klaar zijn en zal het feestelijk overgedragen aan het museum.
Dankzij steun van de Fortis Fonds, het Anjerfonds en het K.F. Heinfonds
is het mogelijk geworden het beeld met harnas te laten maken.
De
historische figuur Jan van Schaffelaar is beroemd geworden doordat zijn
dood in annalen is beschreven. Dat de verhalen daar omheen een eigen
leven zijn gaan leiden in alleen maar goed voor Barneveld.
Maatwerk
voor Maurits
BN
De Stem, 25 januari 2003, door Romain van Damme
BERGEN OP ZOOM, zaterdag 25 januari 2003 - Als Gotscha Lagidse vertelt over zijn
werk, glinsteren zijn ogen als het glanzend materiaal waarmee hij middeleeuwse harnassen
maakt. De Georgiër maakt er meestal twee. Een voor zijn opdrachtgever en een voor zijn
eigen collectie. Hij bouwt harnassen van prins Maurits perfect na en doet met het
Hollandse militaire erfgoed wat niemand anders kan.
Volgens het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen hij een
wezenlijke bijdrage levert aan het Nederlandse cultureel erfgoed.
Voor hem op tafel pronken twee helmen en ligt een boek vol historie:
Van Maurits tot Munster. In zijn atelier aan de Auvergnestraat in Bergen op Zoom is het
koud. Het deert hem niet. "Als ik werk, voel ik de kou niet."
Een 37-jarige, tengere man uit de Georgische hoofdstad Tbilisi in Bergen op Zoom.
"Een man met gouden handen", zegt Jan Piet Puype, conservator van het Koninklijk
Nederlands Leger- en Wapenmuseum in Delft. "Het vakmanschap van Gotscha is haast
uniek in Europa. Een fantastische vent ook. Zijn werk behoort tot de hoogste professionele
standaard."
Ruim acht jaar woont Gotscha Lagidse nu in Nederland. Over zijn vertrek uit Georgië praat
hij liever niet. Dan sterft de glimlach rond zijn mond en zoeken zijn vingers nerveus naar
een houvast. "Als militair en kunstenaar had ik het niet gemakkelijk", vat hij
in goed Nederlands samen . Daar blijft het bij. Aandringen heeft geen zin.
Veel liever praat hij over zijn werk. Dan keert die glimlach terug. Lagidse is scheppend
kunstenaar. Sculpture edelsmid staat er op zijn visitekaartje. "Ik maak ook sieraden
en kerkelijke kunst. In opdracht, maar ook vrije kunst. Regelmatig exposeer ik. Scheppend
bezig zijn, dat boeit me. Dat hoort bij mij."
Veroveraars
- Maar wat hij ook maakt en bedenkt, zijn grote liefde is het harnas. Als Lagidse praat
over harnassen, gaat het verleden leven. Jan Piet Puype: "Lagidse is Georgiër. Tot
in de jaren dertig van de vorige eeuw werden in dat land veel harnassen gemaakt. Het zit
die mensen in de genen."
Lagidse zelf: "Georgië heeft zich door de eeuwen heen vaak moeten verdedigen tegen
veroveraars. Er was veel oorlog en daarom veel harnassen. Als klein kind vond ik die
prachtig en wilde die harnassen hebben. Ik wilde ze namaken, binnen mijn bereik
brengen."
Hij is zeventien jaar als hij in Tbilisi met een studie aan de Technische Universiteit
begint. Hij slaagt in 1989 met vlag en wimpel en wordt ingenieur elektricien. Mooi, maar
zijn belangstelling ligt elders. Naast zijn studie onderzoekt Gotscha traditionele
harnassen en zwaarden. Hij duikt depots van musea in en zuigt ieder detail in zich op.
Zijn naam als expert wordt definitief gevestigd als hij de eeuwenoude Georgische
wapenuitrusting Abjari reconstrueert. Later wordt zijn werk tentoongesteld in het Huis van
Cultuur in Tbilisi en in de Burg Hasseg/Hall in het Oostenrijkse Tirol. Het begin van een
succesvolle carrière. Overal in de wereld wordt vol bewondering over zijn werk gesproken.
Texel - Nu woont hij in Roosendaal en werkt in Bergen op
Zoom. "Waarom Nederland? Een goed land. Georgië heeft iets met Nederland. In '45
vocht een Georgisch bataljon op Texel tegen de Duitsers. Honderden soldaten hebben daar
het leven gelaten. Zoiets boeit me."
Aanvankelijk woonde Lagidse in Den Bosch. Hij maakte zijn kunst voor musea, galeries en
particuliere verzamelaars. Regelmatig exposeert hij. "In 1995 had ik een
tentoonstelling in het Maritiem en Juttersmuseum op Texel. Daar stond een Georgisch harnas
van mij. De museumdirecteur zei: schrijf eens naar het Leger- en Wapenmuseum in
Delft."
De brief leidde tot een afspraak en niet veel later tot een eervolle opdracht. Nog altijd
doopt Lagidse zijn woorden in emoties, als hij daarover praat. Zijn handen warmend aan een
dampende kop koffie: "Ik had al laten zien hoe een maliënkolder gemaakt moet worden.
Dat viel in de smaak. En toen, toen kwam dé opdracht."
Wenen -
Museumdirecteur Jan Piet Puype: "Ik heb zijn werken zeer kritisch bekeken.
Op basis van die bevindingen hebben we besloten om hem de opdracht toe te vertrouwen: een
replica maken van het harnas van prins Maurits van Nassau. Het origineel wordt bewaard in
de Hofburg te Wenen."
Lagidse: "Een grote eer. Maar ook moeilijk! Ik kon niet naar Wenen vanwege
visumproblemen. Alles heb ik uit boeken en van schilderijen gehaald. Zo'n harnas maak je
niet zomaar. Dat gaat heel officieel."
Lagidse stopte 1900 werkuren in het harnas. Het is 168 centimeter hoog, gemaakt van
gewalst plaatijzer, glanzend gepolijst en vuurgeblauwd. De ongeveer 450 klinknagels,
scharnieren, ogen, haken en pluimkoker zijn verguld. Stuk voor stuk met de hand gemaakt.
Puype: "Het harnas voldeed aan onze hoge verwachtingen. Het is tot in details precies
gelijk aan het origineel in Wenen. Het ziet er prachtig uit. Een staaltje vakmanschap.
Zeker zijn er in Nederland goede smeden, maar dit is zo specialistisch werk. Als we in
Nederland iemand tot dit niveau willen opleiden, sturen we hem naar het buitenland."
"Niet alleen ík vind het prachtig", voegt Puype er snel aan toe. "Voor we
het in ons bezit kregen, hebben we het laten zien aan geïnteresseerde partijen en
specialisten. Hun oordeel was zeer gunstig. Zelfs een leek ziet niet alleen de hoge
kwaliteit, maar ook de cultuurhistorische waarde van zijn vakmanschap."
Bescheidenheid
- De paspop in Bergen op Zoom is geharnast. Met het harnas van een Nederlandse
piekenier, een nieuwe opdracht van het Leger- en Wapenmuseum. Hij klikt gespen vast en
wrijft even over het borststuk. "Prachtig om te maken. Ik ben er constant mee bezig.
Vaak kijk ik op internet, op zoek naar vakgenoten. In Nederland zijn veel goede
smeden."
Lagidse is beleefd en laat zich niet snel verleiden tot een oordeel. In al zijn
bescheidenheid verwijst hij naar websites over harnassen. Die klikt hij ook vaak aan.
Aarzelend: "De kwaliteit die ik nastreef, vind ik dan niet. Maar ik wil niet zeggen
dat ik de allerbeste bent."
Dat doen anderen wel. Puype: "Ik heb zijn werk eens laten zien aan een beroemde
Duitse expert, die voor onderzoek historische zwaarden namaakt. Hij zei: Lagidse is een
fantastische edelsmid die geweldige dingen maakt. Onvoorstelbaar goed."
Dichter bij huis verliest directeur Frans Grijzenhout van het Instituut Collectie
Nederland waar Lagidse les geeft, zich in superlatieven. "Uniek op het terrein van
historische metaalbewerking, zijn kennis van militaria en zijn algemene inzetbaarheid
worden door de opleiding en de studenten van het instituut bijzonder gewaardeerd. Wij
hopen dan ook in de toekomst veelvuldig van de diensten van Gotscha gebruik te
maken."
Anatomisch
- Drie jaar geleden won Lagidse op het Internationale Forumexpositie in het Luxemburgse
Bourglinster de eerste prijs. Puype: "Je moet niet alleen een goede edelsmid zijn om
dit te kunnen maken. Je moet inlevingsvermogen hebben, vormgevoel. Hij moet ook een zeer
grote anatomische kennis van het menselijk lichaam hebben. Het harnas moet zo gemaakt
worden dat het ook gedragen kan worden."
Zoals het Piekeniersharnas, dat Lagidse momenteel maakt. Een harnas uit de tijd van
Tachtigjarige Oorlog. Volgens directeur Puype van het Leger- en Wapenmuseum, dat Lagidse
de opdracht gaf, zeer zeldzaam. Lagidse: "Dit harnas moet straks ook gedragen worden
tijdens demonstraties. Dit is echt maatwerk. De status van de drager kon je aflezen aan de
decoratie. Hoe rijker de decoratie, hoe belangrijker."
Verguld
-
Het Piekeniersharnas kost hem ruim 700 uur. "Je moet geduld hebben, goed
materiaal en ook doorzettingsvermogen. Soms ben je uren bezig met een klein detail, dat
vrijwel niemand ziet. Ik geniet als ik deze harnassen maak. Maar ook van andere projecten.
Het zit in mijn bloed."
Puype: "Hij maakt harnassen op museumkwaliteit. Ze kunnen in de musea tentoongesteld
worden. Dat is een verrijking van de Nederlandse cultuur, omdat het meestal gaat om het
opvullen van een hiaat, waarvan complete originele stukken in geen enkele Nederlandse
collectie meer voorhanden zijn."
Hiaten zijn er nog genoeg. Lagidse: "Er is nog zoveel moois te maken. Prins Maurits
had een verguld harnas. Hij droeg dat als kapitein-generaal. Dat harnas is alleen maar op
schilderijen te zien. Dat wil ik reconstrueren."
Ach, hij wil nog zo veel. Naar Wenen reizen en kijken naar het allermooiste harnas.
Gedragen door aartshertog Sigmund. "Het harnas van Hendrik de Achtste is ook
schitterend. Dat staat in het Royal Armouries Museum in Leeds. Prachtige stukken zijn
dat."
Zijn ogen glinsteren weer. "Zo mooi. Dát harnas maken, is mijn droom."
Armamentaria /
Replica van het harnas van prins Maurits
Selectie uit de aanwinsten.
Bij de deelcollectie realia.
Inv.nr.114926:
Jan Piet
Puype en Frans.A.Th. Smits
,
aflevering 34, ISSN 0168-1672, ISBN 90-6116-012-X
Afbeelding 1
toont het bovengedeelte van het harnas, namelijk het borstkuras, de
schouderplaten en de armharnassen. afbeelding 2 toont het voorwerp ten
voeten uit. Voor een foto van de harnassmid, de in 1965 in Georgie (Kaukasus)
geboren Gotscha Lagidse, verwijzen we naar het jaarverslag van 1998. Het
origineel was reeds twee mal tijdelijk in ons museum, voor
tentoonstellingen in 1989 ('Oranje op de bres') en in 1998 ('Van Maurits
naar Munster'). Het Legermuseum betreurt het dat er op gehele wereld
geen enkel origineel harnas van één der oranjevorsten meer te vinden is,
behalve dit ene exemplaar van Maurits van ca.1590, dat telkens terug
moest omdat het niet permanent in bruikleen kon worden gehouden. De
bruikleengever, de Hofjagd- und Rüstkamer des Kunsthistorischen Museumms
in Wenen , stond ons bij hoge uitzondering toe dat wij het originele
harnas uit elkaar mochten nemen en zorgvuldig, onderdeel voor onderdeel,
door de Georgische meester te laten opmeten, natekenen en kartonen
sjablonen laten maken. vervolgens verwaardigde Lagidse de replica binnen
9 maanden. exclusief voorbereidingstijd is er 1600 uur aan het harnas
gewerkt. Het materiaal was gewalst plaatijzer (van de Hoogovens) in de
diktes 1,1.2, 1.5, 2 en 3 mm dat werd verwerkt in de 169 losse platen
waaruit het harnas bestaat. net zoals bij het origineel zijn borstkuras
en helm kogelvrij. en zijn dikste platen daarin verwerkt. de platen
werden koud gesmeed indien zij slechts gebogen moesten worden, en warm
indien er bollingen moesten worden uitgehamerd. In het harnas zijn 450
vergulde klinknagels, scharnieren, haken, ogen en pallen verwerkt, stuk
voor stuk met de hand gesmeed. Ofschoon het Legermuseum gewoonlijk
authentieke voorwerpen verzamelt, is voor deze in meerdere opzichten
waardevolle replica een uitzondering gemaakt en opgenomen in de
verzameling.
Voor het weggaat, zal ik er leven
in blazen
Brabants Dagblad, 12 december 1998
Georgische kunstenaar maakt replica
van het harnas prins Maurits - Maanden heeft hij eraan gewerkt. Als door een mysterieuze
kracht gedreven soms weken achtereen. Nu is het bijna af. De replica van het ruiterharnas,
dat prins Maurits gedragen heeft rond 1590, in het atelier van Gotscha Lagidse (33) staat
het robuust en statig op een sokkel. Alsof het zó weg kan lopen.
Gotscha komt uit Georgië. Hij raakte al
jong geboeid door de Middeleeuwse wapenrustingen uit Azië en Europa. Als hobby begon hij
ze na te maken en later ook te restaureren. Daarmee kreeg Gotscha bekendheid en besloot
hij zich te specialiseren in het kunstsmeden.
Aan de muur van zijn atelier hangen twee
maliënkolders. Compleet met schild, hoofdtooi, wapenhandschoenen en zwaard. De uitrusting
is tot in detail afgewerkt. De ringetjes die het "breipatroon" van de
maliënkolder vormen, zijn door midden van kleine gaatjes en nageltjes aaneen geregen. Een
gigantisch werk waarna naast vakmanschap, een overdosis geduld voor nodig is. " Na
bezoeken aan musea, een enkele expositie en het rondsturen van foto's kreeg ik in
Nederland wat bekendheid", vertelt Gotscha. Tijdens de open dag van het Koninklijk
Nederlands Leger- en Wapenmuseum in Delft kwam ik in contact met hoofdconservator Jan Piet
Puype en daar is deze opdracht uitgekomen." Acht maanden werkte Gotscha bijna
onafgebroken aan zijn meesterwerk. "Ik wist dat ik het kon, al had ik het nooit
eerder geprobeerd"- zegt hij trots. "Ik was me er steeds van bewust dat ooit
iemand anders dan ik gedaan had wat ik nu deed. En dat maakte het heel bijzonder".
De specialisatie die Gotscha in zijn
vingers heeft, begint erg zeldzaam te worden. In Nederland is volgens Puype niemand meer
die dit kan. "Het is altijd mijn droomwens geweest het harnas van prins Maurits hier
in het museum te hebben. Maar van het origineel kan geen sprake zijn. Dat bevindt zich in
Wenen en wordt alleen zo nu en dan uitgeleend. Dus toen de gelegenheid zich voordeed,
hebben we daarmee ingestemd".
Gotscha heeft een serieuze studie gemaakt
van het originele harnas toen dat in Nederland geëxposeerd werd. Met witte handschoenen
aan en geobserveerd door twee camera's, nam hij zorgvuldig de maten van alle 169
deelplaten. De replica wijkt in niets af van het origineel waarvan de rugplaat ontbreekt.
Ook het kwaliteitsmerk, een deuk van een musket in de borstplaat, is erin aangebracht. Als
straks alle vergulde klinknagels op hun plaats zitten en de dubbel gebeitelde lijnen langs
de randen zijn aangebracht, is het harnas klaar.
Ondertussen is hij behoorlijk met zijn
werkstuk vergroeid. Het zal hem moeilijk vallen de volgende week afscheid te nemen.
"Ze moeten het dan maar snel meenemen, maar voor het weggaat zal ik er leven in
blazen". Dan wil Gotscha het maken van wapentuig even loslaten. Zijn volgende
werkstuk wordt een lieveheersbeestje met zilveren vleugels. "En liefst in een atelier
met 'levend vuur'.
Knights armour from
the hands of a Georgian blacksmith Gotscha Lagidse
An article from
"Hephaistos",
5 June 1999
In an improvised workshop he produced the
replica of a suit of armour last year, which had been worn by Prince Maurits of Nassau 400
years ago. The original can be seen in the Art-History Museum in Vienna. On the initiative
of Gotscha Lagidse this work was commissioned by the main curator of the Army and Weapon
Museum in Delft Jan Piet Puype.
The detail measurement of the original suit
of armour on loan in Delft and the production of templates and models took 400 working
hours alone. The actual production of the armour took 1,5000 working hours. The past of
the suit of armour weighing 40 kilograms (88 lbs.) at 168 centimeters (62.2 in.) were
hammered from plates of one to three millimeters (.39 to 1.18 in.). After comparison of
the original, the finishing touches and the bluing with the flame were done.
Gotscha Lagidse worked with
"cold" techniques predominantly, in some cases heating was done by flame, and
800 fastening units, rings, et cetera, were used.
His passion for the production of
knights armour started during the schooldays of Gotscha Lagidse already when a
history teacher awakened his enthusiasm for knighthood. With the help of this teacher, he
produced his first work, a Georgian helmet.
De belevenissen van een wapensmid
Delftsche Courant, 16 januari 1999
Lagidse begaf zich in Nederland in kringen
van kunstsmeden en al gauw kreeg men zijn talent in de gaten. "Ik mocht meewerken aan
een expositie in het Maritiem Museum van Texel", zegt de 33 - jarige Lagidse.
"De directeur van het museum raadde mij aan om bij het Legermuseum in Delft langs te
gaan. Ik heb toen een brief geschreven en op een open dag ben ik met wat werk bij hem
langs gegaan. Later kreeg ik een brief terug met de vraag of ik het harnas wilde maken van
prins Maurits".
Hoofdconservator J. Puype van het
Legermuseum was direct enthousiast over het vakmanschap van Lagidse. "Al een jaar of
tien wilden wij een replica van het harnas van prins Maurits laten maken, maar de juiste
smid konden we niet vinden. Ik heb contact gehad met het Nederlands gilde van kunstsmeden,
maar daar bleek niemand geschikt te zijn voor de opdracht. Toen ik het werk van Lagidse
zag, wist ik, dat hij onze man was. Nu achteraf kan ik zeggen dat hij de beste is die ik
ken".
In de ruimte van de voormalige militaire
garage in Den Bosch werd een smederij voor Lagidse ingericht. Het aambeeld kreeg hij van
het Delfts museum, het overige gereedschap werd geschonken door een rijke verzamelaar van
harnassen.
De periode tussen het krijgen van de
opdracht en het afleveren van het harnas was voor Lagidse een zware tijd. Niet zozeer
lichamelijk als wel geestelijk. De opdracht die hij had gekregen was namelijk niet mis.
"Zon groot Europees harnas had ik nog nooit gemaakt. Ik maakte voornamelijk
miniatuurharnassen", zegt hij. "Ik begon heel enthousiast, maar na een tijdje
werd dat minder. Ik had ook andere dingen aan mijn hoofd. Als ik het echt moeilijk
had
belde ik een monnik die ik ken, hij zorgde ervoor dat ik weer rustig werd. Toen ik eenmaal
een hand van het harnas af had en zag dat het goed was, kreeg ik er weer zin in. Ik heb
mezelf opgedragen dat ik werken moest en dat deed ik. Soms elf of twaalf uur per
dag".
Lagidse zegt zich geïnspireerd te hebben
gevoeld door het contact met de conservator van het Legermuseum. Hij kijkt naar een foto
van Puype, die aan de muur boven zijn bureau in de smederij hangt. "Om de drie dagen
belden we elkaar om de vorderingen te bespreken. Het leek wel of er een soort telepathie
tussen ons bestond. Volgens mij is hij nu van plan een boek te schrijven over het ontstaan
van het harnas". Achteraf ziet Lagidse de hele periode als een wonder, een sprookje.
"Dat ik vanuit Georgië hier terecht kwam en via via met meneer Puype in aanraking
kwam noem ik geen toeval. Het is van bovenaf gekomen. Dat ik alles op tijd af had en het
harnas op tijd bij het museum kon afleveren is gewoon Gods werk. Ik vind het nog steeds
ongelooflijk", zegt Lagidse in zijn geïmproviseerde smederij. "Het was een
sprookje voor mij. Toen het harnas eenmaal weg was, had ik veel verdriet, want ik miste
het".
Lagidse houdt duidelijk zielsveel van zijn
werk. Hij pakt een boek erbij, waarin oude meesters staan en slaat het open. Hij laat een
ets zien van het atelier Michelangelo. "Kijk, wat een mooie werkplaats hij toen al
had, zoiets wil ik over een tijdje ook hebben. Zie je die mooie kleren die Michelangelo
draagt. Dat bewijst dat hij een grote meester was. Wij zijn tovenaars", grapt hij.
Maar hij meent het. Nu het verhaal van het harnas voorbij is, stapt Lagidse het liefst zo
snel mogelijk in het volgende sprookje. Hij heeft al veel opdrachten gekregen, in Europa,
maar ook in Amerika. Het liefst gaat hij verder met vrije werk. "Maar daar is op het
moment niet zo goed van te leven als van harnassen.
Alleen deze man kon dit harnas namaken
De Volkskrant, 15 december 1998, door
Christie Hoofmeester
Tien jaar lang zocht het Koninklijk
Nederlands Leger- en Wapenmuseum in Delft zonder succes naar een smid met voldoende
vakkennis om een kopie te maken van het ijzeren harnas van prins Maurits uit 1590. Tot dat
Gotscha Lagidse zichzelf tijdens een open dag van het museum de juiste man toonde. Vrijdag
staat zijn werk in het museum.
In zijn smederij in
Den Bosch is Lagidse na
1600 arbeidsuren bezig met het laatste beenstuk. Aan de muur hangen twee maliënkolders,
helmen en talloze foto's van de originele wapenuitrusting, die in Wenen staat. De vergulde
klinknagels, de 169 deelplaten, de deuk in de borstkas, zelfs het ontbreken van de
rugplaat en de rechter wijsvinger: Lagidse heeft alles perfect nagemaakt.
Hij heeft nauwelijks kans gehad om het
origineel te bestuderen. Het maken van harnassen was niettemin zijn droom. "Een
harnas is het symbool van de macht van een natie. Al vanaf mijn 14e ben ik bezig met
oorlogstuig. Nederlandse harnassen uit de zestiende en zeventiende eeuw zijn zeer beroemd
en gracieus".
Hoofdconservator
Jan Piet Puype van het
Legermuseum: "In heel Europa ken ik niemand die zowel goed in het smeden is, als
anatomisch zo'n perfecte stijl heeft. In Georgië hebben mensen tot het begin deze eeuw
nog harnassen gemaakt. Lagidse is meer dan zomaar een blikknipper. In de
toekomst hoop ik vaker met hem samen te werken, hij kan
onze naam gebruiken, we zijn vakmanschap".
Over het harnas, dat vanaf januari in het
Legermuseum is te zien, heeft Lagidse zich minder zorgen gemaakt. Eén dag van de
anderhalf jaar dat hij aan het metalen pak werkte, betwijfelde hij of het wel goed zou
worden. "Het was spannend werk", zegt hij, "vooral het maken van de
helm". Daarvan luisterden de vormen heel nauw. "Ik was er alle dagen mee bezig,
begon vaak om zes uur in de ochtend. En als je aan het werk bent, hoef je niet de
hele tijd na te denken".
Zoals voor de toekomst. "Ik wil daar
alleen maar positief over zijn. Ik ben een Georgisch Kunstenaar en ik wil graag ook een
Nederlands Kunstenaar worden. Het liefst zou ik autonoom werk maken, van zilver of
brons."
Prins Mauritsharnas op het Legermuseum
Delftsche Courant, 18
december 1998
DELFT - Het
Koninklijk Leger- en Wapenmuseum in Delft is eindelijk in het bezit van een replica van
het harnas van prins Maurits. Jarenlang werd gezocht naar een geschikte smid, maar die
werd in Nederland niet gevonden. Uiteindelijk bleek de Georgiër Gotscha Lagidse de juiste
man te zijn.
"Eigenlijk heeft hij ons gevonden,
licht hoofdconservator J. Puype toe. "Twee jaar geleden meldde Gotscha zich bij ons
om zijn werk aan te bieden. Al snel had ik in de gaten dat hij een uniek vakman was".
In een geïmproviseerde atelier bij Den
Bosch is Gotscha in maart begonnen met het werken aan de replica van het harnas. "Wij
hebben hem een aanbeeld geschonken. Henk Visser, een rijke verzamelaar, heeft de rest van
het benodigde gereedschap gesponsord", aldus Puype, die trots is op de nieuwste
aanwinst van het museum.
Het originele harnas van prins Maurits is
al ruim 400 jaar onderdeel van een Oostenrijkse harnasverzameling. "In 1596 schonk
Maurits zijn harnas aan aartshertog Ferdinand von Tirol. De aartshertog verzamelde
harnassen van beroemde Europese koningen en generaals", legt Puype uit. "Nu is
het harnas in het Kunsthistorisch Museum in Wenen". Net als het origineel heeft de
replica een deukje in de buikstreek. "Dat deukje is afkomstig van een 18 millimeter
kogel uit een musket, een groot geweer uit de tijd van Maurits. Het was een gewoonte dat
harnassen werden getest voordat ze werden afgeleverd. Het deukje bewijst dat het niet een
sier-, maar om een echt oorlogsharnas gaat", aldus Puype.
Tamtam - De
hoofdconservator was eigenlijk van plan om het harnas in januari met "veel
tamtam" te presenteren, maar omdat de pers al op de hoogte was gebracht heeft hij het
harnas gisteren al aan de collectie van het Museum toegevoegd.
"Gotscha heeft afgelopen week toen hij
klaar was het Brabants Dagblad ingelicht over zijn werk. Daar schrok ik best van, want
toen wist iedereen dat er een kostbaar harnas op een minderbeveiligde terrein was. Gotscha
heeft de laatste twee nachten dan ook bij het harnas in atelier doorgebracht om roof of
beschadiging tegen te gaan'.
Sinds afgelopen nacht kunnen beide heren
weer rustig slapen: het harnas staat veilig achter glas. De lang gekoesterde wens is
ingewilligd.
Galerie "Bremmer",
Tilburg, 03 september 2000
Dr. Z.
Kalanda / kunstcriticus
Realiteit en dromen, kindertijd, dagelijkse impressies en de spirituele
achtergrond van het geboorteland. Verschillende combinaties van het
hierboven genoemde zijn op verschillende niveaus werkzaam bij het scheppen
van kunst.
Gotscha is geboren en
opgegroeid in Georgië. Dit zonnige land, herbergt een rijkdom aan een zeer
oude cultuur en mythologie en is bekend om zijn speciale leefwijze en
bestaande oude tradities. Door archeologen zijn specifieke Georgische
wapenuitrustingen gevonden vanaf de achtste eeuw voor Christus. De Griekse
historicus Heradotos maakt al in de vijfde eeuw voor Christus melding over
de tradities en kunst in het harnasmaken in Georgië.
Georgiërs zien het harnas
niet enkel als een middel tot fysieke verdediging maar het symboliseert ook
hun spirituele kracht. Dat kan een van de redenen zijn waarom soms het
harnas en/of wapenuitrusting aan Christelijke kerken werd geschonken. Eén
van de attributen van een Georgische wapenuitrusting is het maliënkolder,
wat is gemaakt door ringen aanelkaar te sluiten. De ringen zelf kunnen
verschillend van vorm zijn; dat is afhankelijk van het doel en het creatieve
proces van de maker. Zowel maliënkolder als andere onderdelen van
wapenuitrustingen werden traditioneel gemaakt vanuit kunstenaars attitude.
Daarom is bijna elke Georgische wapenuitrusting anders en verschillend van
elkaar door deze stilistische en creatieve onafhankelijkheid van de maker.
Gebaseerd op dit filosofisch fundament en met inzicht in de wapenuitrusting,
brengt Gotscha met bijna vergeten technieken deze oude kunst weer tot leven.
Hij maakt wapenuitrustingen binnen het artistiek creatief proces en brengt
nieuwe dimensies en nuances in vorm, zowel in de grote delen als in details.
Daarom heeft zijn werk in deze richting een zeer sterke eigen identiteit en
heeft daarmee een hoge originele en artistieke waarde.
Met deze door hem beheerste
technieken schept hij ook kleine sculpturen, waardor deze ook heel bijzonder
zijn. Deze sculpturen hebben veelal ronde vormen, wat een zekere
stilistische richting aangeeft.
In het werk van Gotscha kun
je ook sterk Christelijke symbolen zien, met als bedoeling het diep
spiritueel fundament van de mensheid te verbeelden. Maar ook zie je bij
Gotscha persoonlijke symbolen zoals: de bloem - symbool van schoonheid, de
bolvorm - als symbool van het universele van vorm/of idee.
Gotscha Lagidse smeedt
cultuur tot kunst
Door
Bernard de Haas,
journalist, 1999
Eelsmid uit Georgië - het
vaderland van ijzer en brons - waar de metaalkunst altijd hoog in aanzien staat.
Georgië ligt tussen de Kaspische Zee en de Zwarte Zee
aan de noordelijke grens van Iran, gebieden waar eeuwenlang Perzen, Turken, Russen en in
deze eeuw ook Duitsers aanspraak op maakten. De vrijheidsdrang van de Georgiërs en hun
militante geschiedenis zorgden voor de ontwikkeling van een rijke cultuur. Tot in de
negentiende eeuw had elke familie nog zijn eigen complete wapenrusting aan de muur. Metaal
hoort bij de cultuur van dit land.
Een
enthousiaste leraar wakkerde in de jonge Gotscha de belangstelling voor wapens en
wapenrustingen uit de geschiedenis aan. Met zijn aangeboren talenten, groeiden kennis en
kunde tot een ware passie voor harnassen, zwaarden en maliënkolders. Op jonge leeftijd
restaureerde hij de oude uitrusting van zijn familie. Door het werken met het en het
restaureren van oude wapenrustingen, maakte hij zich de metaalkunst eigen. Tijdens zijn
studie aan de technische universiteit verwierf hij het predikaat 'Volksmeester van
kunsten'. Vanaf 1994 verblijft en werkt Gotscha in Nederland en is al geliefd als
kunstenaar. Thans is hij in Georgië en in Europa erkend als een van de belangrijke
experts op het gebied van restauratie en reconstructie van historische harnassen. Gotscha
maakt schitterende miniaturen van ridders in wapenrusting, maar hij kan ook complete
harnassen, helmen en maliënkolders op ware grootte creëren. Het liefst werkt hij voor
musea, die oude ridderuitrustingen beheren. In 1998 voltooide Gotscha, in opdracht van
Nederlandse Legermuseum, een replica van het harnas van Prins Maurits naar zijn
persoonlijke ruiterharnas. Onze roemruchte stadhouder liet dit harnas maken in het jaren
1590-1595. Er werden net in die periode verbeterde ruiterharnassen ontwikkeld. Dit enig
overgebleven harnas van de prins is een van de weinig authentieke harnassen die bewaard
gebleven zijn. Het is een echt strijdharnas, sober en slechts veertig kilo licht, waarin
de ruiter zich goed kon bewegen.
Maurits gaf dit harnas van Nederlandse
makelij cadeau aan, nota bene de Rooms katholieke aartshertog Ferdinand von Tirol.
Ferdinand was een fervent verzamelaar van wapens en harnassen en in het jaar 1601
publiceerde hij een catalogus van zijn verzameling. In het overzicht is ook het harnas van
Maurits opgenomen. Blijkbaar had de protestantse Maurits, ondanks de Hollandse vijandschap
met de Spaanse koning Philips II, geen moeite met persoonlijke vriendschap met de Roomse
kerkvorst van Wenen. In 1998 is het 350 jaar geleden, dat de vrede van Munster een einde
maakte aan de Tachtigjarige oorlog. Het Legermuseum heeft het harnas geplaatst in een
tentoonstelling, die gewijd is aan de strijd, de tactiek en aan de wapens uit de
Tachtigjarige Oorlog. Het is mogelijk dat onze schoolboekjes Maurits als strateeg te veel
lof toezwaaien. Maar het is de grote verdienste van de prins, dat hij zijn legers trainde,
tot elke manoeuvre feilloos als door één man werd uitgevoerd, naar het voorbeeld van de
Romeinse legioenen in de glorietijd van het Romeinse rijk.
Gotscha is een van de vier of vijf
wapensmeden in Europa die een historisch verantwoorde kopie op ware grootte van het harnas
van Maurits maken kan. In Georgië werkte Gotscha, behalve voor musea en particulieren,
ook voor het atelier van Tsereteli, de man die het monument voor het gebouw van de
Verenigde Naties ontwierp. Gezien de geschiedenis van zijn land gaat de belangstelling in
Georgië in de eerste plaats uit naar Gotscha's buitengewone vaardigheden als harnasmaker.
Voor een compleet maliënkolder, waarvan Georgië zeven verschillende soorten kent, steekt
hij dag in dag uit, maanden lang zelfgesmede ijzeren ringetjes door elkaar. Elk ringetje
wordt aan de uiteinden dicht geklonken. In 1996 organiseerde het Maritiem Museum Texel een
herdenking van de Georgische opstand tegen de Duitse bezetting op het eiland. Gotscha
toonde er een complete wapenrusting op ware grootte. Tijdens de tweede wereldoorlog kozen
de Georgiërs aanvankelijk de kant van de Duitsers tegen de Russen die Georgië bezet
hielden. Met de Duitsers kwamen er ook Georgiërs naar Texel. De strijdbare Georgiërs,
die eeuwen lang hun land van vreemde overheersing wisten te vrijwaren en de
vrijheidlievende Texelaars begrepen elkaar. Achthonderd Georgiërs moesten
vechten tegen een overmacht van zeker drie bataljons van ongeveer 3600 man. Op Texel liggen
476 Georgiërs begraven op een speciale
erebegraafplaats. Op een houten monument achter glas las men: Hier rusten de
dappere strijders van het dappere Georgische bataljon, die op het eiland
Texel allen tot de laatste adem hebben gevochten voor hun vrijheid tegen de
Duitse terreur.
Behalve in wapens en wapenuitrustingen
toont Gotscha zijn kunstenaarschap in beelden en sculpturen. Hij exposeerde vroeger al in
Oostenrijk. In Nederland is op verschillende plaatsen werk van hem te zien geweest. Zijn
beelden kenmerken zich door de lichtvoetigheid die ze uitstralen. Hoewel van ijzer, zilver
en koper wekken zijn lieveheersbeestjes de indruk elk moment te kunnen wegvliegen. IJzeren
bloemen in perfecte balans wenden zich levendig naar de zon. De Heilige Nino is de
beschermheilige van Georgië. Zij maakte een kruis van druiventakken. Aan dit kruis hebben
de Georgische kruisen hun enigszins afhangende armen te danken. Gotscha maakt Georgische
kruisen vooral van ijzer, maar ook van zilver voor een altaar of kleiner, om aan een
ketting te worden gedragen.
Voor "de Vader van de
Smeedkunst", professor Alfred Habermann, maakte Gotscha een ketting van gesmede
ijzeren ringetjes met op elk van de ringen de naam van de professor en op de andere kant
de naam van diens echtgenote. Habermann is professor van het Europees Centrum voor
Monumentenzorg en Restauratie in Venetië, zonder enige twijfel in Europa het
belangrijkste instituut op dit gebied.
Het werk van Gotscha valt op door
buitengewone artistieke en ambachtelijke vaardigheid en vakkennis, door zorgvuldig
detailleren zonder overdrijven, hoge eisen stellend aan de afwerking en vooral door groot
kunstenaarschap. "... Ik teken niet zoveel van tevoren", zegt hij. "Ik haal
de vormen uit het metaal, zoals ik ze voel, zonder veel passen en meten. Dan valt er wel
eens te veel af dat nergens meer voor te gebruiken is. Dat hoort eigenlijk niet, maar het
is nu eenmaal mijn manier van werken."
Keurmerk
Metaalschrift, nr. 2, 2000. Uitgave van
OOM en O+A, door L. Knoop
Gotscha Lagidse (34) fantaseerde
als scholier over veldslagen tussen zijn moederland Georgië en Perzische of Turkse
troepen. Vooral over de schitterende wapenuitrustingen. In opdracht van het 'Delftse
Legermuseum' heeft Gotscha een ruiterharnas van prins Maurits nagemaakt.
Gotscha heeft Maurits harnas
gekopieerd in zijn werkplaats bij Den Bosch. Toen het Legermuseum het origineel uit Wenen
in 1998 te gast had, kwam Gotscha tien keer naar Delft om alle harnasdelen op te meten en
te fotograferen. Daarna bestelde hij staalplaat in diverse diktes. Niet roestvrij, want
dat kenden 16e eeuwers niet. Wel blauwde Gotscha het staal, met een brander.
Musketkogel. Het kostte een jaar
denk- en millimeterwerk, maar Gotscha smeedde een perfecte replica. RTL5 filmde hoe
Gotscha de 169 onderdelen uiteindelijk met scharnieren in elkaar zette. In het Legermuseum
kom je het tweelingbroertje van Maurits harnas vanzelf tegen: in de collectie van de
Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). Maurits vocht net als ´Pa´ Willen van Oranje tegen
Spanje, maar werd vooral bekend als militair vernieuwer. Hij vormde brute huurtroepen om
tot een keurig beroepsleger.
Dat Maurits niet groot was, verraadt zijn
harnas. Opvallend ook dat de rechter wijsvinger en het rugstuk missen: net als bij het
origineel. Op buikhoogte flikkert een kogelinslag. Een moordaanslag op Maurits? Welnee.
Dit puntje garandeerde dat het een strijdharnas was, geen sierstuk. Gotscha bracht dit
kwaliteitsmerk wel aan, maar niet met een musket.
Allerklassiekst. Veertin was Gotscha
toen hij zijn eerste helm maakte. Daarna leerde hij het edelsmeden: Ik keek in
ateliers rond hoe het moest. Gotscha had goede ogen, want in Nederland is geen
betere wapensmid te vinden. Wat hij momenteel doet? Ik heb een miniatuurharnas gemaakt.
Van ijzer, het alleroudste materiaal!"
Pronkstuk
Brabants Dagblad,
door
A.K. Beekman,
7
september 2000
Beeldende kunst,
Expositie
in Galerie Bremmer te Tilburg
Picasso, zo heet dit lieveheersbeestje. Het
is één van mijn favoriete stukken. Die naam kwam in mij op toen ik het aan het maken
was. Het is dus meer een gevoel. Picasso is wel mijn favoriete kunstenaar. Hij heeft net
als ik in veel stijlen gewerkt. Het lieveheersbeestje is voor mij ook een nieuwe stijl. Ik
heb nog wel even getwijfeld of ik het wel naar Picasso kon noemen, maar toen ik die
Citroën Picasso zag rijden, wist ik zeker dat het wel ging. Ik hou van lieveheerbeestjes.
Ik heb een bijzondere band met de natuur en het lieveheersbeestje is de beschermer van de
bloemen en planten. Een heel moedig beestje.
In 1994 ben ik naar Nederland gekomen.
Georgië is mijn moederland. Het lieveheersbeestje noemt men daar Chia-Maia. Net als
lieveheersbeestje een hele mooie naam. Als mensen in Georgië iets kwijt zijn, roepen ze
ook naar de lieveheersbeestjes. Die helpen dan met zoeken. Als kind was ik al verliefd op
ze. Het is een heel mooi, aardig en goed diertje.
Behalve het lieveheersbeestje zijn er op de
expositie ook harnassen te zien. Harnassen fascineren me. De letterlijke harnassen, maar
ook een lieveheersbeestje of schildpad heeft er één. Dat zijn allemaal pantsers die kunt
zien. Maar volgens mij heeft alles een harnas, soms zichtbaar en soms onzichtbaar.
Vier jaar geleden heb ik voor het eerst een
lieveheersbeestje gemaakt. In totaal heb ik er nu tien. Ze zien er allemaal heel anders
uit en hebben ook allemaal een andere naam. Zo is er ook eentje die 'Lieveheerbeestje op
ijs heet. Ik heb ook andere materialen gebruikt voor de kevers: zilver, koper,
messing en ijzer. Voor Picasso heb ik ijzer en zilver genomen. Het is mijn favoriet omdat
het de allerbeste is uit de serie. Het is ook de bedoeling dat het iedere keer beter
wordt.
Het lieveheersbeestje is met veel
vakmanschap gemaakt, dat wel. Maar de techniek, komt voor mij echt op de tweede plaats. Ik
maak een ontwerp in mijn hersens en zie het voor mijn ogen. Daarna maak ik het
gewoon.
Georgie
/ Tbilisi-1988, "The Beatles" zongen
Axalgaxrda Komunisti,
Tbilisi - 5 juli 1988, door Mamuka
Patshuahvili
Onlangs waren voorbijgangers
getuige van een vreemde scène voor de uitgeverij.
Een moderne jongeman, maar wonderlijk
gekleed. Een fotograaf maakte fotos. De jongeman was erg gespannen, probeerde niet
te letten op de voorbijgangers, en wachtte op de fotograaf die kalm zijn werk deed. De
mensen keken nieuwsgierig naar de jongeman, gekleed in wapenrusting met helm, die ook niet
het Khevsurisch zwaard niet had vergeten. Iedereen dacht dat ze hier een film aan het
opnemen waren. Maar de zaak zat heel anders in elkaar... Onze fotocorrespondent, Oleg
Gvelesiani, was fotos aan het maken van de 4e jaars student aan het Technische
Universiteit van Tbilisi, Gotscha Lagidse, die een zelfgemaakte wapenrusting droeg. Dit
waren moeilijke momenten voor Gotscha, die alles doet voor zijn werk, maar niet om ermee
te pronken. Om op klaarlichte dag zonder schaamte met zijn eigen werk tevoorschijn te
komen, was niet gemakkelijk voor de bescheiden man. Maar hij kon het verzoek van onze
redactie niet weigeren, en op dat ogenblik werd de foto genomen. Nooit meer gezien,
wie daar zo in Tbilisi binnendrong.
Hetzelfde gevoel hadden de Elizarashvili's,
de laatsten die wisten hoe je Georgisch "Djavari" (Zaren) kon maken. Ze wilden
het geheim van deze kunst niet laten verdwijnen en ontliepen ook niet de kans het aan een
ander te leren. Georgië was samen met India beroemd om de productie van het beste
"Djavari" staal in de wereld. Er was geen beter zwaard in de wereld dan het
Georgische. In Tbilisi leefde in de negentiende eeuw de familie Elizarashvili, waarvan
voorouder Giorgi een belangrijk Meester was. Hij had de kunst geërfd en later aan zijn
zonen en kleinzonen doorgegeven. De productie van het zwaard was geheim. Maar één van
zijn zonen, Kharaman, gaf in 1828 het geheim van de Georgische zwaardstaal productie,
alsook zijn eigen modellen aan Rusland. Generaal Paskevich stuurde deze modellen naar Tsar
Nocholai de eerste. Snel nadien werden er vanuit de Russische fabriek van Zlatoust de
vooruitstrevende meesters Ivjakov, Djatlov en de Duitse Meester Vasil Golfers naar
Georgië gezonden. Maar de mensen die dit vak kenden zeiden vaak, dat de Russische
meesters wel goede zwaarden in Tbilisi maakten, maar dat niet konden doen in Rusland,
omdat enkel theoretische kennis blijkt niet genoeg was.
Deze dagen is het recept van
Elizarahvilis staal bekend. Indisch ijzer "Vuts", Georgische Hoefijzers,
Georgische staal en gietijzerpoeder wordt dooreen gemengd. Maar het recept alleen is niet
voldoende. Je moet praktische kennis, geduld en professionele bekwaamheid hebben.
Gotschas droom is het om zo'n zwaard te smeden. Hij deelde dit idee met Temur
Sulkhanishvili en vroeg hem om hulp. Temur Sulkhanischvili is de persoon die de Poort van
het Rustaveli Theater heeft gereconstrueerd. Na het zien van Gotscha werk besloot
deze hem te helpen.
Het woordje "werk" is snel
gezegd. Maar Gotscha kent de waarde ervan. Het begon al vroeg op school. In die tijd
raakte hij door zijn geschiedenisdocent geïnteresseerd in het restaureren van Georgische
wapenrustingen. Deze toonde hem exemplaren met schild. Gotscha zat toen in het 9e
leerjaar. Vanaf toen werd Gotscha een frequent bezoeker van het Kunstmuseum van Georgië.
Hij stond uren wapenrustingen en helmen te bestuderen. Later maakte hij zelf een helm,
daarna proef van de maliënkolder. Het werk was erg moeilijk, moeilijker dan hij zich had
voorgesteld, maar tegelijk attractief. Hij zat er uren aan, werkend en kijkend naar het
staaldraad. In dezelfde kamer zongen "De Beatles". De tijd verstreek. Zijn
liefde werd groter. Hij wist dat hij klaar was om een Georgische wapenrusting te maken.
Hij werkte bijna de hele zomer. Het meest arbeidsintensieve was het maken van de
maliënkolder. Hierin zijn 56000 kleine ringen, in totaal 9 kg staal verwerkt. In de
maliënkolder is elke ring verbonden met vier andere ringen. Gotscha werkt twee maanden
aan de vervaardiging van het pantserhemd. Dan maakte hij de armstukken en de helm. Later
maakte hij het Chevsurische zwaard met geelkoperen schede en het schild. Niet alleen
specialisten raakten geïnteresseerd in zijn werk. Iedereen vond het mooi, maar de
specialisten schatten Gotschas werk op waarde. Zij verleenden hem de titel
"Meester van Volkskunst". Het werk van Meester werd naar Oostenrijk gezonden om
te exposeren en later naar vele tentoonstellingen. De grote Georgische kunstenaar Guram
Gabahvili vermeldt dat Gotscha erg geliefd, doelgericht en een vaderlandslievende jongeman
is.
Gotscha zal spoedig vader worden en zijn
kinderen zullen ook de liefde voor oude kunst hebben, en ze zullen de geheimen van dit vak
beheersen. Gotscha is nog jong, en heeft nog veel tijd om meer te doen. Binnenkort zal hij
aan het instituut af studeren. Hij is van plan... om een West-Europese wapenrusting te
gaan maken.
|