Home               

PUBLICATIES

 

Interview with Gotscha Lagidse / Europian Blades Mag. by Bas Martens

 

Young Gotscha was fascinated early on in his life with his current field of expertise. At the age of fourteen he began to forge chain mail. The wire he needed, he pulled out of the tires of old trucks which would otherwise be burned by the construction workers during the winter to keep them warm. In 1986, Gotscha began a study in Georgian armour. He made himself a complete suit of armour, wrote an article about it, and worked for two years in an open-air museum following his formal education as an electrical engineer.
When the Soviet Union disintegrated Georgia became independent. It was a difficult time and in the early ninety’s Gotscha left for the Netherlands. His choice to move there was for a simple reason: at the end of World War II, his family members fought in the uprising of the Georgians against the Germans on the island of Texel. In April 1945, the Georgian Wehrmacht soldiers, who were stationed on the island, revolted against the Germans. Out of the eight hundred Georgians at least 565 were killed, in addition to the 120 civilians and the more than eight-hundred Germans. To this day, some Georgians travel to Texel to commemorate the victims annually. In that sense, the Netherlands was known to Gotscha but to get to work there proved difficult.
The first step on his road to fame came with the display of Gotscha's Georgian suit of armour in the ‘Juttersmuseum’ on Texel, during an exhibition on the Georgian revolt. The armour was seen by people from the Dutch Army Museum. Gotscha was invited to an open doors day at the museum to give a demonstration in the crafting of a coat of mail; wherein each ring was flattened and forged separately, per the proper historical fashion. His talent for perfection attracted the attention of the chief curator Jan Piet Puype, who had been looking for someone to craft a historically accurate suit of armour for the museum for years.
 
Maurits


Eventually, Gotscha was asked by the Army Museum to make a replica of the armour of Prince Maurits of Nassau. The original – from around 1590 – had been presented by Maurits himself in 1595 as a gift to Archduke Ferdinand of Tyrol, who was an avid collector of royal arms and armour. Today, it is exhibited in the Hofjagd- und Rüstkammer of the Kunsthistorisches Museum in Vienna. The Dutch Army Museum received the harness on loan and was granted the exceptional opportunity to dismantle it for study and the taking of measurements. The museum was still cautious however in proceeding. Gotscha’s contract at the time was then divided into four parts: helmet, chest and back plate, arm plates and leg armour. Officially, each section had to be approved before the next part of the contract was granted.
Gotscha made the replica in 1997 and it was a masterpiece made up of: 177 separate sheet metal parts, both cold- and hot- forged; polished; flame-blued and partly lined with leather; and about 800 plated and non-plated fixings. It consisted of more than 1900 hours of work, excluding the research. It was a sculpture of metal and firmly established Gotscha's reputation in the Dutch museum world.
Quickly afterwards Gotscha received several major orders. The well-known collector Henk Visser ordered a helmet and a pair of gloves to be crafted, modelled after the armour of Maurits in addition to a miniature of the complete suit of armour. Gotscha made a pikeman’s cuirass for the Army Museum in 2002/2003, and a children's suit of armour modelled after that of Prince Maurits for the Army Museum in 2004.
The recommendations from the Netherlands Institute for Cultural Heritage and these museums ensured he received Dutch citizenship, "based on his specific expertise, the historic metalwork”.
In the meantime, Gotscha focused on the restoration of antiques, edged weapons and armour. Restoration work brings Gotscha his livelihood. But in addition, he works incessantly on his passion: edged weapons, and especially historical swords. He makes only one or two swords per year but they are all special and precious specimens.

 

Collaboration


With these bladed weapons, Gotscha likes to work with blacksmiths and engravers, mostly from Georgia, who provide an equally high quality of work as he himself does. Gotscha always does the design, metalwork, assembly and finishing but, for example, he does not forge damask. Gotscha's ‘employees’ are always recognizable. In addition to his own maker's mark (the letters G and L in Georgian characters within an oval) you can also find the marks of the damask maker or engraver - a sympathetic gesture which is rarely seen among other blade makers.
Gotscha’s blades are made in a traditional style but they are not replicas. They are inspired by historical example from South Asia and the Middle East. As always there is an exception. In 2009 Gotscha made a replica of the Shamshir (a classic Persian sword) modelled after that of the Georgian king Erekle II Bagrationi (1720-1798) whose original is in the Georgian National Museum in Tbilisi. A tribute to the history of his homeland. For despite his Dutch nationality, Georgia continues to be his great source of inspiration.
Gotscha is still full of plans and ideas. Notably, on his ‘wish list’ is a historically accurate reconstruction of the suit of armour William of Orange owned. Meanwhile, he can still marvel at the turn his life has taken. "I'm not really religious," he says, "but I think it is the work of God that I am here in the Netherlands. I came here without family, without friends, without work. How could I have been so lucky?"

Far more than we can show here can be found at Gotscha's website www.gotscha.nl

 

 

Reportage Gotscha Lagidse, Messenmarkt #29, december 2015

Harnasmaker, edelsmid, zwaardveger, metaalbewerker: Gotscha Lagidse (50), is een veelzijdig man. Door zijn opdrachtgevers wordt hij de hemel in geprezen, om de originaliteit en kwaliteit van zijn werk. Alle reden voor een bezoek.

Zelfs na lang piekeren is er geen betere benaming te vinden: Gotscha Lagidse is een metaalkunstenaar. Een tovenaar met ijzer en staal. Met zeldzaam perfectionisme smeedt hij sabels en zwaarden, harnassen, helmen en maakt maliënkolders, stuk voor stuk van een bijzondere kwaliteit. Hij is edelsmid en restaurateur, harnasmaker en zwaardveger – een meester in die eeuwenoude oude specialisaties van het smidsvak, met tal van prijzen bekroond. Maar daarmee doen we hem nog tekort, want Gotscha maakt even gemakkelijk uitstapjes naar leerwerk, schilden, kruisbogen en houten pijlenkokers. Slechts één ding hebben al die werkzaamheden gemeen: een hechte band met het verleden, en dan liefst het verleden van zijn geboorteland, Georgië.

Toen Gotscha Lagidse vijftig jaar geleden het levenslicht zag, was Georgië nog onderdeel van de Sovjet-Unie. Een van de vele overheersers van een trots land, dat eeuwenlang van alle kanten belegerd werd. “Iedereen wilde Georgië hebben”, zegt Gotscha. Het resultaat is een roemruchte krijgsgeschiedenis, met een geheel eigen stijl in uitrusting en bewapening.

De jonge Gotscha raakte daar al snel door gefascineerd. Op zijn 14de begon hij maliënkolders te smeden. Het ijzerdraad haalde hij uit vrachtautobanden, die bouwvakkers ’s winters verbrandden om warm te blijven. In 1986 begon Gotscha met een studie naar Georgische wapenrustingen. Hij maakte zelf een complete uitrusting, schreef er een artikel over, en werkte twee jaar in een openluchtmuseum, na zijn opleiding tot elektro-ingenieur.

Toen de Sovjet-Unie uiteenviel, werd Georgië onafhankelijk. Het was een moeilijke tijd, en begin jaren negentig vertrok Gotscha naar Nederland. Zijn keus voor ons land had een simpele reden: familieleden hadden aan het eind van de Tweede Wereldoorlog meegevochten in de opstand van de Georgiërs op het eiland Texel. Begin april 1945 kwamen Georgische militairen van de Wehrmacht, die op Texel waren gelegerd, in opstand kwamen tegen de Duitsers. Van de achthonderd Georgiërs kwamen er minstens 565 om het leven, naast 120 Texelaars en ruim achthonderd Duitsers. Nog steeds komt elk jaar een aantal Georgiërs naar Texel om de slachtoffers te herdenken. In die zin was Nederland dus bekend. Maar om hier aan de slag te komen was lastiger.

De eerste stap op weg naar bekendheid was de expositie van Gotscha’s Georgische harnas in het Juttersmuseum op Texel, bij een tentoonstelling over de Georgische opstand. De wapenrusting werd gezien door mensen van het Legermuseum. Gotscha werd uitgenodigd om op een open dag van het museum een demonstratie te geven van het maken van een maliënkolder, waarbij elke ring naar historisch voorbeeld afzonderlijk was dichtgeklonken. Dat perfectionisme trok de aandacht van hoofdconservator Jan Piet Puype, die al jaren op zoek was naar iemand die voor het museum een historisch verantwoord harnas kon maken.

Maurits

Uiteindelijk werd Gotscha door het Legermuseum gevraagd een replica te maken van het harnas van prins Maurits van Nassau, uit ca. 1590. Het origineel werd door Maurits zelf al in 1595 cadeau gegeven aan aartshertog Ferdinand von Tirol, een verwoed verzamelaar van vorstelijke wapens en harnassen. Tegenwoordig staat het in de Hofjagd- und Rüstkammer van het Kunsthistorisches Museum in Wenen. Het Legermuseum kreeg het harnas te leen, en bij hoge uitzondering mocht het uit elkaar worden gehaald om het te bestuderen en op te meten. Het museum was nog voorzichtig. De opdracht was in vieren verdeeld: helm, borst- en rugplaat, armharnas, en beenharnas. Officieel moest telkens één deel worden goedgekeurd voor de opdracht voor het volgende werd verleend, maar Gotscha kon al snel zijn gang gaan.

Hij maakte de replica in 1997: een meesterstuk van 177 losse plaatdelen, zowel koud als warm gesmeed, gepolijst, met vlam geblauwd en deels gevoerd met leer, en ongeveer 800 vergulde en niet vergulde bevestigingsonderdelen. Ruim 1900 uur werk, de research niet meegerekend. Een beeldhouwwerk in metaal, waarmee Gotscha’s reputatie in de Nederlandse museumwereld in één klap was gevestigd.

In korte tijd kreeg Gotscha verschillende grote opdrachten: de bekende verzamelaar Henk Visser bestelde een helm en een paar handschoenen van het harnas van Maurits, en een miniatuur van het complete harnas; Gotscha maakte een piekeniers harnas voor het Legermuseum in 2002/2003, een kinderharnas van Prins Maurits voor het Legermuseum in 2004, en het harnas van Jan van Schaffelaar, of althans een harnas zoals hij dat gedragen zou kunnen hebben, voor het Veluws Museum Nairac. De aanbevelingen van het Instituut Collectie Nederland en deze musea leidden ertoe dat hij de Nederlandse nationaliteit kreeg, ‘op grond van zijn specifieke deskundigheid, de historische metaalbewerking’.

Na 2004 werd het qua werk moeilijker. Gotscha’s grote bewonderaar bij het Legermuseum, Jan Piet Puype, ging met pensioen. Budgetten werd kleiner. Gotscha hield zich een tijdje bezig met het maken van buitenlantaarns en koperen lampen, deels naar eigen ontwerp en deels naar historisch voorbeeld. Hij werkte een jaar voor een bedrijf in speciale buitenverlichting in Middelburg, maar stopte daar weer mee vanwege een grote opdracht voor een verzamelaar.

Inmiddels heeft hij zich toegelegd op restauratiewerk, van antiek, blanke wapens en wapenrustingen. Met dat restauratiewerk voorziet Gotscha in zijn levensonderhoud. Maar daarnaast werkt hij onophoudelijk aan zijn passie: blanke wapens, en dan met name historische zwaarden. Dat gaat niet hard – één of twee zwaarden per jaar – maar het zijn stuk voor stuk bijzondere en kostbare exemplaren, die hij bezwaarlijk van de hand doet.

Samenwerking

Bij zijn blanke wapens werkt Gotscha graag samen met smeden en graveurs, veelal uit Georgië, die een even hoge kwaliteit leveren als hijzelf. Gotscha doet altijd het ontwerp, het metaalwerk, de montage en afwerking, maar hij smeedt bijvoorbeeld zelf geen damast. Opvallend is dat Gotscha’s ‘medewerkers’ altijd herkenbaar zijn. Naast zijn eigen meesterteken (de letters G en L in Georgisch schrift in een ovaal) zijn ook de merken te vinden van de damastsmid of graveur – een sympathiek gebruik wat je zelden of nooit bij andere messenmakers aantreft.

Zijn blanke wapens, benadrukt Gotscha, maakt hij in traditionele stijl, maar het zijn geen replica’s. Ze zijn geïnspireerd door historische voorbeelden uit Zuidwest Azië en het Midden-Oosten. Ook op deze regel is vanzelfsprekend een uitzondering: in 2009 maakte Gotscha een replica van de Shamshir (een klassiek Perzisch zwaard) van de Georgische koning Erekle II Bagrationi (1720-1798) waarvan het origineel zich bevindt in het Georgisch Nationaal Museum in Tbilisi. Een eerbetoon aan de geschiedenis van zijn vaderland. Want hoewel hij inmiddels al lang de Nederlandse nationaliteit heeft, blijft Georgië zijn grote bron van inspiratie.

Plannen heeft Gotscha intussen nog genoeg. Op zijn ‘verlanglijst’ staan nog een historisch verantwoorde reconstructie van het harnas van Willem van oranje, en een reconstructie van het harnas van Karel van Egmont, hertog van Gelre. Gotscha maakte ooit sieraden en beeldjes, vooral van insecten, en zou dat graag weer doen. Ook heeft hij ideeën voor juwelen en blanke wapens. Intussen kan hij nog steeds verbazen over de wending die zijn leven heeft genomen. “Ik ben niet echt kerkelijk”, zegt hij, “maar ik vind het Gods werk dat ik hier in Nederland ben. Ik ben hier gekomen zonder familie, zonder vrienden, zonder werk. Hoe kan het dat ik hier zo veel geluk heb gehad?”

Tekst en foto’s: Bas Martens

 

Gefascineerd door het geheim van de smid

BN DeStem, 1 maart 2012, door André Kies, foto's André Kies

ROOSENDAAL - Hele veldslagen zijn er mee uitgevochten: met goud ingelegde zwaarden. Hoe die versierselen op wapens gemaakt werden, is lang een mysterie gebleven voor de westerse wereld. Nu is er openheid. Meestergoudinlegger Alexandre uit Georgië geeft zijn geheimen prijs tijdens workshops.

Een hels kabaal weerklinkt uit het Centrum voor de Kunsten. Beroepssmeden uit Engeland, hoogleraren uit Antwerpen, de curator van het Rijksmuseum Amsterdam en hobbyisten uit Frankrijk en Nederland zijn bijeengekomen in Roosendaal om deel te nemen aan de workshop goud inleggen.

De op maat gemaakte beitels worden op het harde staal gezet, waarna er met hamers op wordt geslagen. Hierdoor ontstaan kleine groeven. Daar wordt in het tweede deel van de workshop het goud ingelegd.

Meestergoudinlegger Alexandre Agdgomelashvili uit Georgië geeft drie dagen les. Hij is op verzoek van zijn Roosendaalse landgenoot, meesterrestaurateur Gotscha Lagidse, naar Roosendaal gekomen om deze workshop te geven. Via dit platform wil hij zijn eeuwenoude vaderlandse technieken delen.

In de negen jaar dat Alexandre het goudambacht nu beoefent, heeft hij een eigen oplegtechniek ontwikkeld die is afgeleid van de eeuwenoude methoden die in Georgië werden gebruikt. Alexandre hanteert zijn eigen methode voor de workshops.

Hij is blij met het platform dat hij krijgt om deze technieken te delen: "In Georgië is de techniek lang geleden ontstaan. De eerste smeden kwamen er ook vandaan. Ik ben trots dat ik mijn vaderlandse kennis en cultuur kan delen", legt Alexandre uit.

Hij maakt zich intussen op voor het tweede onderdeel van de workshop. Met behulp van een schrijfbord legt hij het internationale cursistenteam uit hoe ze het zilver (goud was te duur om te gebruiken voor de workshop) in de kleine groeven kunnen krijgen. Daarbij legt hij de nadruk op het opleggen van het Georgische embleem dat als voorbeeld wordt gebruikt.

Alexandre laat zelf nog even zien hoe het moet en maakt minuscule krassen op het staal. Met het blote oog zijn ze niet zichtbaar, maar volgens meesterrestaurateur Gotscha is dit een essentieel onderdeel. "De kleine krassen houden het zilver vast. Je ziet geen beschadigingen, maar zo blijft het zilver wel zitten. Dat was ontzettend belangrijk toen er nog met zwaarden werd gevochten. Het zou immers zonde zijn als al het goud of zilver van je mooi gedecoreerde wapen er na één klap afvalt."

Gotscha heeft zijn zelfgemaakte Perzische en Georgische wapens meegenomen om te laten zien wat er met deze oplegtechnieken gerealiseerd kan worden. De wapens zijn gedecoreerd met oeroude tekens en emblemen uit verschillende culturen. De wapens maakt hij zelf, maar het goud laat hij opleggen door zijn collega Alexandre. Gotscha werkt momenteel aan zijn Tsolauri: een Georgische sabel die voor het eerst is gemaakt in het jaar 1890.

De sabel bestaat uit verschillende lagen staal, een ivoren knop (uiteinde van de sabel) en een met goud bedekte greep. Het wapen valt op door een Georgiaans gedicht dat met goud op het wapen is aangebracht. "Het gedicht vertelt het leven van de sabel", vertelt Gotscha trots. "Zo'n gedicht is voor elke sabel anders. Op dit zwaard staat geschreven dat het machtig en onverwoestbaar is. Dat de persoon die het zwaard hanteert zich geen zorgen hoeft te maken, omdat het zwaard iedereen kan verslaan. Hij is enig in zijn soort, evenals zijn drager", lacht Gotscha.

Ook de cursisten zijn onder de indruk van de stalen slagwapens. Beide Georgiërs geven tekst en uitleg over de smeedwijze van de wapens en hoe het goud daarop is aangebracht.

Met dit verhaal weten ze ook meestersmid Seerp Visser onder de indruk te krijgen. De ex-docent aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen is voor het eerst ooggetuige van de werkmethode van Alexandre. "De Britse koningin gaf twee eeuwen geleden de opdracht om deze techniek te ontrafelen: tevergeefs. Nu zie ik met eigen ogen hoe Alexandre de mooiste vormen op antieke slagwapens aanbrengt. Het ziet er gemakkelijk uit, maar het is ontzettend moeilijk. Het is magistraal wat die man kan."

De workshop duurde bij elkaar zes uur. "Dat is veel te kort om elke fase uit te leggen aan de hobbyisten", legt Gotscha uit.

"Deze smeden kennen nu wel de basistechnieken, weten welk materiaal er nodig is en weten hoe het goud op de wapens wordt gelegd. Ze kunnen zelf oefenen om de techniek onder controle te krijgen."

De geheimen zijn gedeeld, maar Alexandre is nog niet klaar met onthullen. Hij hoopt in de toekomst zijn kennis nog verder te verspreiden. "Wij zijn blij dat er zoveel belangstelling is voor deze techniek. Het is een oud ambacht dat nog veel mensen fascineert. Ik ga zeker meer workshops geven. Ik hoop dit jaar nog eens terug te mogen komen in Roosendaal." Geboeid kijken de cursisten toe hoe Alexandre Agdgomelashvili versieringen met edelmetaal aanbrengt. Omdat goud te duur is om te gebruiken tijdens de workshops, wordt er met zilver gewerkt. 'Het is magistraal wat die man kan', weet een van de cursisten.

 

Kunstpedia (klik hier)

Gotscha Lagidse, een magiër met metaal - Harnassmid, metaalrestaurator en metaalkunstenaar in één persoon

door Jacques Nagelkerke, 19.12.2011

Zijn werk is te zien in tal van musea. Museumdirecteuren, conservatoren en deskundigen in binnen- en buitenland zijn lyrisch over hem. Zijn site geeft een goed overzicht van alle referenties en is zeker aan te bevelen voor een eerste kennismaking met zijn werk. En toch is hij een bescheiden man, met grote talenten. Oorspronkelijk afkomstig uit Georgië, en vanaf 1994 woonachtig in Roosendaal. Die website waarop zijn levensverhaal en zijn werk te vinden is, trok mijn aandacht. Zijn werk is internationaal bekend en zijn faam breidt zich sterk uit. Ondanks die successen blijft hij een nuchtere man met een beroep dat uit drie elementen bestaat: harnassmid, metaalrestaurator en metaalkunstenaar. Een kennismaking met Gotscha Lagidse.

Hij woont in een normaal rijtjeshuis aan de rand van Roosendaal. Zijn werkplaats ligt iets verderop. Aan de buitenkant valt het huis niet op, of het zou moeten zijn door de wandlantaarn die naast de voordeur hangt. Die herken ik van zijn site. Hij noemde die lamp Sandra, naar Sandra Roelofs, de Nederlandse vrouw van de Georgische president , die hij persoonlijk goed kent. Zie het als een eerbetoon, maar ook vooral als een creatief ontwerp.  

“Georgië is zonder overdrijving een heel mooi land met een prachtige natuur. Omdat het destijds op de zijderoute lag, zijn er vroeger  veel oorlogen geweest. Vanaf mijn kindertijd was ik gefascineerd door de natuur en door alle kastelen en forten. Het gevoel dat ik door alle verhalen eromheen heb gekregen, is een belangrijke factor voor mijn scheppende werk geworden. Het land zat vol met verhalen. Ik had een enorme fascinatie voor harnassen. Op het gebied van antiek was daar niet aan te komen, daarom ben ik daar begonnen om die voor privégebruik na te maken. Het gevoel dat ik had, kon ik in mijn werk heel goed kwijt. Ik probeer mijn gevoel in het scheppende werk zo mooi en zo perfect mogelijk weer te geven. Daarnaast studeerde ik aan de universiteit. Al in het derde jaar van mijn studie had ik een compleet harnas geconstrueerd en via een artikel in een tijdschrift en een televisie-uitzending  begonnen er meer opdrachten te komen. Ik studeerde en ik verdiende tegelijk. Ik ben eigenlijk ambachtsman en kunstenaar , maar er zit wel  een duidelijke artistieke toegevoegde waarde in mijn werk.”
Over het feit of hij nu ambachtsman was of kunstenaar heeft hij  zelfs een keer een discussie gehad met de Belastingdienst over de hoogte van het BTW-percentage dat hij zou moeten afdragen. Maar dit terzijde.

Gotscha wordt vooral door musea als kunstenaar beschouwd. Naast harnassen maakt hij nog tal van andere voorwerpen. Geïnspireerd is hij vooral door de mythische verhalen uit zijn Georgië, door Vulcanus, de Romeinse god en schepper van vuur,  en de patroon van kunstsmeden en metaalkunstenaars. Daarbij moet je dan nog de kracht voegen die hij in Nederland opdoet om door te gaan met het scheppen van  metalen kunstobjecten. Die spirituele voldoening haalt hij vooral uit het feit dat de mensen kunnen genieten van zijn creaties die uit verschillende metalen in harmonie met andere materialen in kleuren samenvloeien.

Van het Legermuseum in Delft kreeg hij in 1997 de opdracht om het harnas van Prins Maurits te maken. Dit was ter gelegenheid van de tentoonstelling “Van Maurits naar Münster”  in 1998. Het kostte Gotscha  400 uur aan studie en 1900 uur aan arbeid om dit te doen. Bij hoge uitzondering werd hem door het Kunsthistorisches Museum uit Wenen toegestaan het daar aanwezige harnas (ca. 1590) met helm zorgvuldig te demonteren om zo onderdeel voor onderdeel te kunnen bestuderen.  Dit exemplaar in Wenen is het enige nog originele harnas van een Oranjevorst. Het lukte hem om een zo perfecte object voor het Legermuseum te maken. Zijn roem was gevestigd, zijn naam was gemaakt.  
Het hoofdmateriaal is plaatstaal met een glanzend gepolijst en vuurgeblauwd oppervlak met vergulde klinknagels, scharnieren, ogen, haken en pluimkoker. De borstplaat is gereconstrueerd naar de originele gravure uit 1601 uit “Armamentarium Heroicum”. Vooral de details zijn prachtig, de wapenhandschoenen, dijbeenplaten met afneembare kniekappen en met versieringen in dubbel gegraveerde lijnen langs alle verticale en horizontale randen.
Jan Piet Puype, die toen de hoofdconservator van het Legermuseum was, zegt over Gotscha:
“Zelfs een leek ziet niet alleen de hoge kwaliteit, maar ook de cultuurhistorische waarde van Gotscha’s vakmanschap. Het vakmanschap van Gotscha is haast uniek in Europa. Een fantastische vent ook. Bij mijn weten zijn er nog slechts twee personen werkzaam in verschillende landen, die in hun mogelijkheden en kwaliteit van hun werk zijn te vergelijken met die van Gotscha.’

In 2004 maakte Gotscha het kinderharnas van Maurits, weer in opdracht van het Legermuseum. Nu ter gelegenheid van de tentoonstelling “Heavy Metal, Europese harnassen in het vizier.” Uitgangspunt was een portret van Prins Maurits in kuras, dat zich bevindt in het koninklijk huisarchief in Den Haag.  Adellijke families lieten dergelijke harnassen maken voor hun opgroeiende zonen, zodat zij konden wennen aan de beperkingen en problemen bij het dragen ervan. Bovendien was een harnas statusverhogend. Gert Groenendijk van het museum zegt: “De Nederlandse harnassencollectie is beperkt, ook die in het Legermuseum. Dat was de reden om een van de weinige harnassmeden, Gotscha Lagidse, te vragen voor ons een replica te maken van het kinderharnas van prins Maurits. Maurits was ongeveer twaalf jaar oud toen een portret van hem werd gemaakt in kuras. Dit schilderij vormde het enige voorbeeld voor Lagidse. Het resultaat is verbluffend.”

Gotscha beschouwt de beide Mauritsharnassen met de nodige trots. Hij heeft zelfs nog een exemplaar ervan gemaakt, voor zichzelf. Het staat achter in zijn huiskamer,  tegen de vitrage aan, en lijkt alles in de kamer goed in het vizier te houden.

Naast deze harnassen zijn er nog veel andere exemplaren gemaakt, met foto en beschrijving in vier talen zijn ze op de site terug te vinden. Schitterend is het beeld van Jan van Schaffelaar uit 2004, dat te zien is in het museum Nairac in Barneveld. Verder een bronzen Spangenhelm van een Frankische heer uit het Rheinisches Landesmuseum in Bonn, een kuiphelm in opdracht van het Schweizer Armeemuseum , maar ook maliënkolders.

Inleving is noodzakelijk om het werk te kunnen maken. “Het zijn allemaal werkstukken vanuit mijn ziel,” zegt Gotscha. “Vanuit de musea bestaat er grote belangstelling voor mijn werk, ook in Oostenrijk en Zwitserland. Eigenlijk is het bouwen van een harnas  een soort beeldhouwwerk voor mij. Plaatwerk in de vorm zetten is maatwerk, steeds weer anders. Musea hebben vertrouwen in mij. Als ik eraan werk, komen technieken niet in de eerste plaats. In mijn ogen zie ik meer de geschiedenis dan de techniek.”  Dit is het geheim van de smid, het gevoel staat boven alles. Hij gaat op in de historie. Die leidt hem om tot optimale resultaten te kunnen komen.

“Ik word gelukkig als mensen van mijn werk kunnen genieten. Ik heb dus nu werken in de Rijkscollectie en wordt tentoongesteld in grote musea.
In een boek over Kaukasische wapens wordt zelfs een werk van mij getoond als zijnde uit het begin van de achttiende eeuw, maar het is mijn werk. Sommige verzamelaars willen alleen oudheid zien en hebben, maar het moet wel van mezelf blijven. De laatste twee jaren doe ik veel restauraties en wat minder scheppend werk. Mijn drang naar perfectie in alle opzichten is kenmerkend voor mijn werk.”  

Het werk van Gotscha Lagidse is ook te zien op internationale beurzen en tentoonstellingen. Gotscha is docent, zelfs gastprofessor, en organiseert met enige regelmaat workshops, waarvoor steeds weer internationale belangstelling is. Meestal zijn die snel volgeboekt. Hij toont met trots de diploma’s, oorkondes en onderscheidingen die hij ermee in de wacht heeft gesleept.
Naast het werk in blanke wapens en wapenrusting , doet hij veel restauratiewerk. Dezelfde museale kwaliteit is hierin terug te vinden. Of het nu gaat om onderdelen van kruisbogen, kroonluchters, of een zeldzaam Duits ‘Fallschirmjägergewehr’ , de precisie van zijn werk is ongekend. Naast dit vakmanschap is hij ook een begenadigd kunstenaar die met gevoel metalen objecten vervaardigt uit staal, koper, brons, messing, brons en zilver. Sacraal vaatwerk in edelmetaal, bijvoorbeeld in opdracht van het Aartsbisdom in Griekenland, en de restauratie van twaalf kerkelijke kroonluchters in opdracht van de gemeente Deventer, zijn hiervan mooie voorbeelden.
Daarnaast is er eigen werk, kleine sculpturen van verschillende metalen , die gekenmerkt worden door een mysterieuze metaalbehandeling.

Georgië blijft voor hem een land om contacten mee te onderhouden. Niet alleen familie woont daar, ook met collega’s daar ontmoet ik regelmatig. “Georgië zit in mijn hart. Mijn basis ligt daar. Door studie maar ook door toewijding ben ik gekomen waar ik nu ben. Ik werk op dit moment aan vijf sabels tegelijk. Ik zoek het mooiste van het mooiste model, maar wil toch binnen het traditionele model blijven. Ik wil gewoon nog heel veel doen. Ik wil misschien ook nog meer hedendaags werk gaan maken. Ik ben nu toprestaurateur met veel opdrachten uit het buitenland. Ik werk met dure objecten, die mag ik niet verpesten, dat is een grote verantwoordelijkheid. Bescheidenheid is een sieraad voor de man, zo zeggen ze dat in Georgië.”  En daarmee is zijn signatuur gezet. De signatuur die ook weer zeer bescheiden op al zijn werk terug te vinden is.

terug om je Moederland te helpen

BN DeStem, 2 april 2012, door Sahar Jahish

Gotscha Lagidse, leftijd: 46 jaar

 “Via een advertentie in de nieuwsbrief van de Georgische organisatie in Nederland  kwam ik dit project tegen, maar ik besloot toen niet meteen mee te doen. Voor mij is het moeilijk om langere periode afwezig te zijn op mijn werk. De voorzitter van de vereniging belde mij om mij persoonlijk te vragen, omdat het zo uitdagend was besloot ik mijn expertise in te zetten voor mijn vaderland.

Zo’n achttien jaar geleden ben ik met mijn gezin naar Nederland gekomen. Ik kreeg  een permanente verblijfsvergunning, want ik kan een wezenlijke bijdrage leveren aan het Nederlands cultureel erfgoed. In mijn vaderland heb ik aan de technische universiteit gestudeerd, maar ik was van kinds af aan gefascineerd door ridderverhalen. Op mijn 15de begon ik met het restaureren van zwaarden met behulp van mijn leraar geschiedenis. Hij was zo onder de indruk van mijn werk dat hij mij een Perzische schild cadeau deed. Zo kreeg ik steeds meer erkenning voor mijn werk totdat ik in Nederland belandde.

Na tien jaar keerde ik weer terug naar mijn vaderland en het was heel bijzonder. Alles was veranderd. De mensen waren anders en er stonden veel nieuwe gebouwen die ik niet kende. Op verzoek van het Nationaal Museum in Georgië heb ik een maand lang aan conservatoren en restaurateurs cursussen gegeven. Het werk van een restaurateur is heel belangrijk. Je krijgt antieke dingen in je handen die je met veel voorzichtigheid moet behandelen. Tevens is het precisie werk. Daarbij is het van belang dat je de juiste materialen, zoals oliën, gebruikt. Zo had ik een paar monsters materialen waar ik zelf mee werk meegenomen.

Om precies te zijn heb ik twaalf objecten gerestaureerd. Dat waren sabels, maar ook een schatkist uit de 13de eeuw. Doordat de spullen heel waardevol waren, was er veel aandacht voor dit project. Zo is er een reportage geweest op Georgische tv. Dit alles heeft een staartje gekregen. Ik probeer nu restaurateurs hierheen te halen zodat ze deel kunnen nemen aan workshops die ik geef. Afgelopen maand is er een geweest.”

 

"Collect" - Kunst en antiek Journal, december 2011

door Iris Feijter / Klik hier om artikel te zien

Gotscha Lagidse uit Roosendaal is restaurateur en vervaardiger van harnassen en wapentuig“ Tot mijn dertigste woonde ik in de Georgische hoofdstad Tbilisi. Mijn geboorteland is enorm rijkaan ridderverhalen. Als tiener was ik al helemaal in de ban van harnassen en wapens en maakte ik zelf een maliënkolder en een traditionele helm. Tijdens mijn ingenieursstudie werkte ik in het Rijks- museum van Georgië, aan de reconstructie van de nationale wapenuitrusting. Na het project boden ze me een baan aan. Zo rolde ik in het vak. Mijn ingenieursdiploma heb ik nog nooit gebruikt. Toen ik in 1995 naar Nederland kwam, ging ik op dezelfde voet verder. Van het Legermuseum in Delft kreeg ik de opdracht om een replica te maken van het harnas van prins Maurits  van Oranje. Het is perfect draagbaar,  maar ik pas er helaas niet in.  Maurits  was maar 1.65 m. Zulke opdrachten zijn fantastisch, maar meestal vragen musea mij voor restauraties. Ik heb ook een paar particulieren die een harnas bij mij bestellen, maar dat is alleen weggelegd voor de happy few.

Het artikel over Wapentuig is aangeleverd door Collect en Kunst en Antiek Journaal en staat in de laatste uitgave. Lees hier meer over het KAJ. 

 

Tijdschrift "La Passion des Couteaux" nr. 109, november 2011 (klik hier om publicaties te zien)

 

Gotscha Lagidse

Tijdschrift "Open Vizier", N2 2011. door Ingrid Riezebos

Enige weken geleden had ik samen met Ed Goossens de eer om een groot vakman en lid van onze vereniging te mogen bezoeken. Dat wij daar zwaar onder indruk weer vandaan gingen is een gegeven. Wat een vakman!.  Ik wil een ieder dan ook heel graag kennis laten maken met de bijzondere vakkennis waar Gotscha Lagidse over beschikt.

Eerst een stukje geschiedenis; Gotcha Lagidse is geboren in 1965 in de Geörgische hoofdstad Tblisi.  Tijdens zijn middelbare schoolopleiding raakt  Gotscha dankzij een geschiedenisleraar geïnteresseerd in zwaarden en harnassen die horen bij de geschiedenis van Geörgie.

Gorscha begint een studie aan de T.U. in tblisi. Naast zijn studie blijft hij zich interesseren voor zwaarden en harnassen en is veel en vaak te vinden in het Rijksmusuem in Tblisi en legt daar belangrijke contacten.  In 1985 begint Gotscha te werken aan een reconstructie van een nationale wapenuitrusting ‘Abjari’, die na voltooiing op de nationale televisie wordt getoond.

In 1998 wordt Gotscha (inmiddels regelmatig onderscheiden) uitgenodigd door het Nederlands Leger- en Wapenmusuem in Delft en krijgt als opdracht om een reconstructie te maken van een historisch harnas dat in 1590 toebehoorde aan prins Maurits van Nassau en waarvan het origineel zich bevindt in het Kunsthistorisch Museum in Wenen.

In 2001 wordt Gotscha’s werk ambtshalve erkend door het ministerie van onderwijs, cultuur en wetenschappen en gezien als een wezenlijk nederlands belang. Vanaf 2001 werkt Gotscha in een atelier in Roosendaal en sinds 2004 is Gotscha officieel  Nederlander.

Toen ik met Ed op bezoek was bij Gotscha liet hij een van zijn laatste projecten zien, een schitterend gerestaureerde kruisboog waar in eerste instantie niet veel van over was. Het materiaal waar hij over beschikte was niet meer dan een houten kolf, een stalen boog en een trekker.

Het onderwerp was voor Gotscha nieuw en interessant.  Regelmatig is hij op bezoek geweest in het Legermuseum in Delft waar hij de daar aanwezige kruisbogen heeft bestudeerd en veel over dit onderwerp heeft geleerd.

Makkelijk wat het niet aldus Gotscha, gezien het ingewikkelde mechanisme en de materiaalkeuze. Tijdens de restauratie was hij zo onder de indruk geraakt van de kruisboog dat hij uiteindelijk besloot om voor zichzelf een waarheidsgetrouw exemplaar in de stijl van de 17de eeuw te maken.

Zoals een ieder ziet is dit puur vakmanschap. Ik was werkelijk zeer onder de indruk. Tijdens ons bezoek heeft Gotscha ons nog veel meer projecten van hemzelf aan ons laten zien, maar het voert te ver om hierover uitgebreid uit te wijden.  Wil je meer weten over Gotscha Lagidse bezoek dan eens zijn website: www.gotscha.nl

Dit is absoluut een aanrader aangezien je daar nog veel meer van zijn prachtige projecten kunt bewonderen. “Gotscha, bedankt voor deze leerzame en kunstzinnige middag, Ed en ik hebben er werkelijk van genoten”.

 

Veel positieve reacties op restauratieworkshops

IOM Nederland, 2010, door Antje Visser

Beeldend kunstenaar en restaurateur Gotscha Lagidse woont al vijftien jaar in Nederland, maar keert nog regelmatig terug naar zijn geboorteland Georgië. Vorig jaar werkte hij in het kader van het TRQN-project van IOM een maand lang in het Nationaal Museum in Tbilisi. Gotscha: ‘Tijdens de lezing die ik na afloop gaf zat de zaal helemaal vol. Er was zelfs aandacht van televisiezenders. Dat was heel bijzonder.’

Gotscha werkt voornamelijk met historische oorlogsvoorwerpen zoals wapens en harnassen. Hij is een veelgevraagd restaurateur. ‘Mijn eerste grote opdracht in Nederland was het namaken van het harnas van prins Maurits, in opdracht van het Legermuseum. Een moeilijke klus, want alles moest historisch precies kloppen. Gelukkig was het Legermuseum heel tevreden.’ Gotscha’s succes bleef in Georgië niet onopgemerkt. Het Nationaal Museum wilde erg graag met hem werken.

Gotscha gaf in het museum verschillende workshops aan een groep jonge restaurateurs. Samen restaureerden ze elf topstukken uit de collectie van het museum. Gotscha: ‘Het belangrijkste stuk was een sabel van Erekle II. Dat is de beroemdste koning die Georgië gekend heeft. Het eindstuk van de schede was vervormd, waardoor de sabel er niet meer in paste. Nu ziet hij er weer uit zoals in Erekles tijd.’

Gotscha kijkt terug op een zeer geslaagd project. ‘Toen ik in 1995 naar Nederland vertrok, was ik de enige wapenrestaurateur in Georgië. Inmiddels werken er vele in het Nationaal Museum.’ Zij leerden veel van Gotscha, zo blijkt uit de vele positieve reacties die hij kreeg. Ook in de krant verschenen lovende artikelen over zijn werk. Zelf blijft hij bescheiden: ‘Ik ben niet per se beter, ik heb gewoon meer ervaring. De projecten van IOM zijn erop gericht om die ervaring over te brengen. Ik ben blij dat ik op deze manier iets voor Georgië kan doen.’

 

Een Auteursreplica uit het atelier van Gotscha Lagidse

Wapenfeiten 2010, N1. Door marc Marbot (digitale versie - klik hier)

ali-xanma nadir Sahs acnoba yovelive. qudi Wers hkra sixaruliT eranis xelmwifem. me vicode da Cemma gazrdilma aseTi siamovnebisTviso da gamougzavna erekles nadirma "cxeni oqrosa aRkazmulobiTa da xrmali mZimed moWedili. (1)

De  Shamshir van de Georgische Koning Erekle II, magie van een zwaardsmid uit het rijk van duizend en één nacht

Een zweetdruppel valt omlaag en spat uiteen op een onbewerkt stuk metaal, de concentratie op zijn gezicht is bijna voelbaar. Enkel kleine hoorbare tikken van een fijn instrument aan een fabelachtig object verraden dat een meesterwerk in zijn afrondende fase is beland. Het zwaard van Koning Erekle II is bijna weer tot leven gekomen! Gotscha Lagidse, een wapensmid begiftigd met de kennis en de precieze techniek uit vervlogen dagen zal de grote koning van zijn voorvaderen eren met het gereedkomen van dit project.

Al in zijn jeugd was hij betoverd door de magie waarmee het zwaard van Erekle II de ruimte vulde. Hij zou nog vaak terugkeren in de prominente zaal van het Nationaal museum van Tbilisi, waar het zwaard wordt gepresenteerd in een vitrine. Elk detail probeert hij vol verbazing in zich op te nemen. Later nam hij zich voor dat als ooit de tijd zich voordeed en hij onderlegd was in de juiste technieken voor het maken van zo’n pronkstuk, hij een duplicaat zou laten herrijzen als teken van eerbied voor de geschiedenis van zijn land. Deze Shamshir (2), zoals dit type zwaard ook wel wordt genoemd, wordt gezien als hét symbool van Georgische onverzettelijkheid.....!

Een stukje geschiedenis……

Erekle II, Koning van Kartli-Kakheti

Erekle II ( 1720 – 1798 ) was Koning van Kakheti van 1744 tot 1762 en tot zijn dood van Kartli-Kakheti. Hij was één van de meest belangrijke personen uit het 18e eeuwse Georgië. Geboren uit de tak van de Kakhetian van de Bagration dynastie, bracht Erekle zijn vroege jaren door in dienst van Nadir Khan (de grote Perzische veldheer, later Nadir Shah genaamd ( 1688-1747). Deze herstelde de Perzische overheersing in oostelijk Georgië in de 1734 en 1735.

Nadir benoemde Erekle’s vader, Koning Teimuraz II, als onderkoning van Kakheti terwijl een Perzische gouverneur het naburige Kartli controleerde.

Ondanks weerstand van verscheidende Georgische edelen bleven Teimuraz en Erekle trouw aan Nadir Shah, die in 1737 Shah wordt. Ze deden dit om hun macht te stabiliseren en hun land op te bouwen. Erekle verwierf een grote reputatie als militair aanvoerder van de Georgische troepen in Nadir Shah’s veldtochten in India (1737 – 1740 ) waarbij hij zichzelf o.a. onderscheidde tijdens de aanval op Deli. Als dank zond Nadir Shah aan Erekle een prachtig paard opgetuigd met gouden teugels en een fijn bewerkt zwaard uitgevoerd met gouden teksten op de kling. Erekle en Teimuraz ondersteunde Nadir Shah ook in het onderdrukken van de  rebellerende Georgische edelen en als beloning verleende de Shah het gebied Kartli aan Teimuraz en Kakheti aan Erekle.

 

Na de moord op Nadir Shah in 1747 haalde Erekle voordeel uit de politieke instabiliteit in Perzië om zijn onafhankelijkheid te bewerkstelligen en sloot een alliantie met de Khans van Azerbeidjaan tegen de Perzen. In 1749 dreef Erekle de laatste Perzische troepen uit Kartli en na de dood van zijn vader in 1762 werd Erekle de heerser van het Verenigd Koninkrijk van Kartli-Kakheti.

Hij voerde met succes door zuidoostelijk Kaukasus een veldtocht waar hij een tijdelijke Georgische hegemonie over diverse Moslimprinsdommen vestigde. In 1751 verpletterde hij Azat Khan van Adarbadagan, die aanspraak wilde maken op de Perzische troon in een beslissende veldslag bij Kirbulakh (Armenië) en nam hem gevangen in 1760.

Koning Erekle vocht ook een serie van veldslagen tegen zijn aartsvijand, Açi Chalabi, Khan van Saki-Shirvan. Die versloeg de Georgiërs te Ganja in 1752 maar werd later dat jaar verpletterd.

Ondertussen was Erekle ook nog bezig met een uitputtingsoorlog met de Dagestanen die met gestage invallen Oostelijk Georgië verwoestten. In 1754-1755 versloeg hij hen bij Mchadijvari en Kvareli.

In 1758 probeerde met de andere Georgische prinsdommen om zich te verenigingen en besprak een militaire alliantie met Koning Solomon van Imereti.

 

Erekle voerde belangrijke hervormingen door op het gebied van modernisering van het leger, beleid, onderwijs, en economie en tevens beperkte hij de bevoegdheden van de feodale aristocratie.

In 1765 onderdrukte hij de opstand van Prins Paata en elimineerde wreed de rebellenleiders. Met het streven naar actieve hulp van Rusland, dat een Christelijke natie was, tegen buitenlandse bedreigingen hoopte hij eventueel een verbinding te bewerkstelligen met Europa. Wat in zijn ogen essentieel was.

In 1752 zond hij een opdracht naar Sint-Petersburg met het verzoek voor hulp in de vorm van troepen of financiële subsidie, maar de Russen negeerden dit verzoek. Ze waren volledig in beslag genomen door de Europese ontwikkelingen.

Ondanks de steun van Erekle aan Rusland in de Russische –Turkse Oorlog van 1768 – 1774 bleef Rusland aarzelen om een nieuwe alliantie aan te gaan en behandelde Georgië als een secundair theater van militaire acties.

Uiteindelijk verkreeg hij alsnog de waarborgen van Rusland toen hij en Catherina II het verdrag van Georgievsk ondertekende in 1783.

Het verdrag zette Kartli-Kakheti om in een Russische protectoraat en dwong daarmee Russische bescherming af tegen welke buitenlandse bedreiging dan ook. Echter, Rusland faalde om haar verantwoordelijkheden na te komen en gedurende de nieuwe Russische – Turkse oorlog van 1787 – 1792 evacueerde Rusland zijn troepen uit Kartli-Kakheti en liet Erekle alleen in zijn strijd tegen de Perzen.

Agha Muhammed Khan van Perzïe was vastbesloten om Perzische controle over oostelijk Georgië te herstellen en eiste van Erekle afstand te doen van zijn alliantie met Rusland en Perzisch opperleenheerschap te erkennen.

Toen Erekle dit weigerde viel Agha Muhammed Khan Kartli-Kakheti binnen, versloeg Erekle in een beslissende slag en veroverde Tbilisi in 1795.

Russische troepen in 1796 arriveerde te laat om enige hulp nog te bieden en ook de dood van keizerin Chaterina bracht grote veranderingen met zich mee doordat haar opvolger Paul I zijn troepen terugtrok uit oostelijk Georgië. Ondanks het uitblijven van die steun bleef Erekle geloven dat alleen een Russische bescherming hem kon verzekeren van het bestaan van zijn land.

Zijn vroege dood in 1798 was een gewichtige gebeurtenis in de Georgische geschiedenis. Het land verloor met Erkele een bekwame en ervaren leider en bevond zich te midden van een dynastieke crisis waarin verschillende leden van het Koninklijke huis de macht probeerden te grijpen.

De zoektocht naar Russische hulp zou uiteindelijk grote gevolgen hebben voor de Georgische prinsdommen welke uiteindelijk in 1801 geannexeerd werden door Rusland en de daaropvolgende 190 jaren onder Russische beleid zouden vallen…

 

De ziel van de strijder….zijn zwaard.. .

 

De naam shamshir komen we voor het eerst tegen tijdens de Samanid Dynastie ( 819 – 999 na Christus) en was bij uitstek een slagwapen. De  slagkracht van de Shamshir was vooral geconcentreerd op het onderste kwart van de kling vanaf de punt, waarna het lemmet werd teruggetrokken, wat verschrikkelijke verwondingen achterliet. Er werd veelvuldig op hoge snelheid geoefend te paard, waarbij bv. kleine objecten doormidden werden gekliefd. De klassieke Iranese shamshir had een wigvormige kling en geen bloedgeul(en). De greep had een kruisvormige pareerstang en een eenvoudige greep die aan het einde krom afliep.

Tijdens de Perzische overheersing was de shamshir het belangrijkste wapen van de krijger.

 

Wat vooraf ging…

In 2008 was Gotscha Lagidse aanwezig als deelnemer te Tbilisi bij een groepsexpositie in galerie ”Kharvasla” , dat deel uitmaakte van het internationaal festival "Cveneburebi" en in het teken stond van het jubileum van Patriarch Ilia II van Georgïe. Hierbij had hij een afspraak in het Nationaal museum met de conservator metaal erfgoed (historische blanke wapens, harnassen) Dr. Mamuka Qapiandze.

Gedurende het gesprek kwam natuurlijk het zwaard van Koning Erekle II ( inv.nr  40-26/258) ter sprake. Lagidse’s vakmanschap kennende werd hem de vraag gesteld of hij in staat was een auteursreplica van dit belangrijke stuk te maken, Wat een grote eer om zo’n voorstel te krijgen!  Een jeugddroom die uiteindelijk werkelijkheid zou worden, Gotscha’s antwoord was natuurlijk een volmondig ja. Alle puzzelstukjes vielen op zijn plaats.

 

De volgende dag al reeds begon stap 1 van dit project, de research. Het zwaard moest in kaart gebracht worden. De juiste afmetingen, het materiaal bekeken worden en  bovenal moest er eerst een officieel verzoek ingediend worden bij de directeur van het Nationaal museum dr. Prof. David Lordkiphanidze om het zwaard uit zijn vitrine te mogen halen en te bestuderen.

Nadat er een goedkeuring volgde, werd het zwaard tot in de kleinste details bestudeerd, alle formaten opgeschreven en de juiste gewichtsmaten vastgesteld. Dit alles onder begeleiding van dr. Mamuka Qapiandze.

 

Na deze voorbereidende periode werd weer terug in Nederland onder andere met een goudsmid en graveur overlegd en werd er weer een vervolgafspraak gepland om terug te gaan naar Georgië. Deze keer voor een uitwisselingsproject om de kennis op het gebied van restauraties van antieke wapens voor het Nationaal museum te delen. Tijdens dit 3 maanden durende project werden een aantal belangrijke antieke wapens van het museum gerestaureerd en geconserveerd door Gotscha. Onder deze wapens de shamshir van Koning Erekle II, wat ook een uitgelezen moment was om nogmaals het zwaard te bestuderen. Tientallen jaren lang was het namelijk onmogelijk om de shamshir volledig terug te plaatsen in zijn schede.

Na intensief onderzoek werd duidelijk dat de ijzeren onderband bij de aansluiting met de houten schedevoering niet onder maar boven het leder moest hebben gezeten van origine. Doordat deze jarenlang verkeerd gezeten had was er roestvorming ontstaan en de afzetting daarvan belette de punt van het zwaard om volledig naar binnen te glijden. Tijdens deze restauratieperiode werd deze onderband authentiek terug geplaatst zodat deze weer historisch verantwoord op juiste plek zat en  werd alle roestvorming vakkundig verwijderd. Voor het eerst sinds decennia was het weer mogelijk het zwaard volledig in zijn schede te laten verdwijnen. (3)

Twee jaar van intensieve arbeid, onderzoek en overleg heeft het geduurd voordat recentelijk het  project in zijn afrondende fase terecht gekomen was. Met de hulp van de twee specialisten op het gebied van graveren en damast structuur kan Atelier Gotscha nu begin 2010 trots het eindresultaat presenteren! Gotscha’s jeugddroom is in vervulling gegaan!

 

Erekle’s zwaard…

De shamshir van Erekle heeft een merkwaardige geschiedenis achter de rug. Het wapen is afkomstig uit het voormalige Perzië (het hedendaagse Iran). Het bezit een kling gemaakt van zgn. damast staal (4) die ouder gedateerd wordt dan de overige zwaardonderdelen. De kling is afkomstig uit de regeerperiode van Shah Abass I (1587 – 1629) en vermoedelijk later hergebruikt voor dit beroemde zwaard. De periodes van herkomst van dit zwaard zijn de Safavidische (kling) en de nieuwe montering stamt uit de Afshar periode (Afshar  was de achternaam van Nader Shah).

Dit is vast gesteld omdat de makers hun naam hebben achtergelaten op de verscheidende onderdelen van het zwaard waaronder op de kling in de vorm van een verguld cartouche ( 5).

De auteursreplica…

De Kling

De kling van de replica is gemaakt van damast staal, 50 % XBT en gecombineerd met 50 % CT45T  (Russische begrippen) en valt qua uitvoering in groep 3. ( zie hieronder) Het heeft een hardheid van ong. 56 HRC (schaal van rockwell) en bestaat uit ca 70.000 kristallen.

Gedurende het midden van de 19e eeuw werd er een moderne classificatie gegeven aan verschillende types van damascus staal. De classificatie werd gedaan op basis van patroon en kleur. Volgens de onderzoekers zie (6*) waren er wel tien verschillende soorten van damast staal maar werden ze uiteindelijk globaal onderverdeeld in 3 groepen.

1)     Woodgrain ( wootz) ( houtnerf) damast. Zoals de vertaling al zegt, de structuur lijkt op een houtnerf. Deze wordt ook weer onderverdeeld in Kara Khorasan en Kara Taban (fijner van lijn en kleur).

2)     Stripped damast, deze typeert zich in golflijnen in de lengte van de kling. Ook bekend als Sham en is afkomstig uit Damascus.

3)     Ladder damast, ook wel genaamd, Kirk ner deban of kirk nardeban, wat betekend 40 stappen. Het karakteriserende van dit soort damast is dat je zichtbaar een aantal strepen ziet dwars op de kling die op een gelijke afstand van elkaar liggen, een soort van ladder patroon. Dit kan variëren van 20 tot 50 stappen. De 40-stappen ladder wordt ook wel de 40 stappen van Mohammed genoemd.

Iedere damast kling heeft zijn eigen identiteit en is uniek met zijn patroon. Het is onmogelijk om een exacte kopie van de kling te maken. Vandaar ook dat de damast van de replica iets afwijkt van het origineel. De “40-stappen van Mohammed” zijn duidelijk zichtbaar op de kling van de auteursreplica.

De graveringen

De Graveringen zijn in het metaal gestoken en ingelegd met 24 karate goud. Het was nog niet zo gemakkelijk om de tekst op Erekle’s zwaard te ontcijferen maar met behulp van een paar specialisten werd deze ontcijferd. In de lange cartouche staat geschreven:

“Bändé-ye xwod-ra Shäh-e vala-seresht - Kälb-Äli Khan mosaheb nevesht”.

Vrij vertaald betekent dit:

“Zijne majesteit de hoogwaardige koning, heeft zijn onderdaan “Kalb-Ali Khan” een vertrouweling genoemd. ” ( 7)

Naast de langwerpige gravering is er een vierkant gegraveerd, onderverdeeld in vier vakken. Deze  “gelukstalisman” werd de Bedouh of Badouh genoemd. De talisman moest gelukt brengen aan de drager van het zwaard. De vier symbolen in de vakken symboliseren dit geluk.

De derde cartouche verwijst alweer naar Kalb Ali en meldt ons:

” Het werk van Kalb Ali, zoon van Aassadolah ( assad Ulah) uit Isfahan.”

“Amal-e Kalbeali ben Assadollah Isfahani.”

Ook op de replica is net zoals bij het origineel gewerkt met fijn goud voor de inleg van deze graveringen. Afwijkend met het origineel is dat Gotscha Lagidse zijn eigen keurmerk heeft aangebracht vlakbij de klinghiel alsmede die van twee “onderleveranciers”.

De greep en schedehangers

Het materiaal gebruikt voor de pareerstang, pommel, en schedehangers is staal (C45). Deze zijn uit één stuk vervaardigd. De stalen onderband is gemaakt op een mal en bestaat uit twee delen. De graveringen op de pareerstang en schedehangers zijn uitgediept) en ingelegd met 24 karaat goud waarna ze hoogglans gebruind zijn.

De ivoren greep is gemaakt van een slagtand van een walrus  en de rug en maag van de greep zijn vervaardigd van fijn goud (in het totaal 14 gram ).

Aan de onderkant van de pareerstang is, net zoals op de kling, ook een tekst aangebracht. Zo lezen we:

“A-maile kamtarin qolaman Abolgassem (Abo Qasm) zarneshangar.”

Wat vertaald neerkomt op:

“ Dit is het werk van Uw nederige onderdaan ( knecht, ambtenaar) Abolgassem, goud bewerker.” (goud inlegger)

In het centrum van de pareerstang zien we aan beide kanten een gezicht in reliëf gestoken. Vermoedelijk van de jonge Nader Shah. Ook aan de onderkant van de pommel komt deze terug.

De schede

De schede is gemaakt van twee delen magnolia hout aan elkaar gelijmd en overtrokken met zwarte sagrijn leder (chagrin). Dit leder is aan de binnenkant aan elkaar gestikt, omgedraaid en nat over de houten schede getrokken. Er zijn ornamenten aangebracht op de houten schenen van 0,5 mm messing draad. Dit patroon is zichtbaar in het leder. Deze messing draden zijn met zilversoldeer aan elkaar bevestigd en behandeld met speciale lak voor het tegengaan van mogelijke latere oxidatie.

De stalen hangers laten ons onder andere de afbeeldingen zien van Nader Shah met de voor hem zo typerende koningskroon.

Specificaties

Lengte van de kling

 81cm ( in rechte lijn gemeten)

Lengte van de handgreep

22 cm

Totale lengte

93,5 cm

Breedte van de pareerstang

11,5 cm

Breedte van de kling bij de klinghiel

 3,4 cm

Breedte van de kling in het midden

 2,85 cm

Dikte van de kling bij de klinghiel

8 mm

Klingbreedte loopt toe naar de punt, ja/nee?

 Ja

Balanspunt: POB (8)

 23 cm

Slagpunt: COP (9)

 26 cm

Gewicht zonder schede

935 gram

Totale gewicht

1304 gram

De bestemming…

Omdat op dit moment het Nationaal Museum in Tbilisi gesloten is in verband met een omvangrijke reorganisatie en verbouwing ligt de toekomst voorlopig nog in het ongewisse voor de auteursreplica. Wanneer de werkzaamheden in het Nationaal Museum voltooid zijn en het zijn deuren weer zal openen zal het zeker in een expositie te bezichtigen zijn. Of het voorgoed daar zal blijven zal de toekomst uitwijzen… misschien dat er ook dan onder de nieuwe generaties opnieuw een talentvol wapensmid op zal staan die geïnspireerd zal worden door dit fabelachtige zwaard en op zoek zal gaan naar de geschiedenis van zijn illustere voorgangers…

Met dank aan Gotscha Lagidse, metaalkunstenaar pur sang!

Voor meer informatie of opmerkingen kunt U mailen naar: marbot@home.nl of kijken op de website van Atelier Gotscha www.gotscha.nl .

 

Gebruikte bronnen:

-       Levan Sanikidze -  “Schedelosse Zwaarden”, boek IV, pagina 298.

-       Michael Axworthy -  The Sword of Persia, Nader Shah ( from Tribal Warrior to conquering Tyrant. ( ISBN 13:9781850437062) .

-       Manouchehr Moshtagh Khorasani – Arms and Armor from Iran , the bronze Age to the End of the Qajar Period. ( ISBN-10 3-92942-22-1).

-       Jan Piet Puype & Piet de Gryse – Viertalig lexicon van de gevestwapens. ( ISBN-10: 3-00-019259-X) .

Voetnoten:

(1) ..En als dank stuurde Nader Shah  naar Prins Erekle een koninklijk geschenk, “ Een paard omhangen met gouden tuig en een prachtig bewerkt zwaard. “Levan Sanikidze, - Schedelosse Zwaarden, boek IV, pagina 298

(2)  Shamshir is de Perzische benaming voor zwaard. Vrij vertaald betekent het  “staart van de leeuw”. ( Sham – shir ). In Europa wordt het ook wel een sabel genoemd omdat het een eensnijdende kling bezit. Een sabel is een “lang gevestwapen met eensnijdende kling” . Zie voor een volledige beschrijving “  viertalig Lexicon van gevestwapens “ -  J.P Puype & P. De Gryse. – Het begrip” zwaard” kan verwarrend zijn omdat het technisch gezien wordt als een blank wapen met als kenmerk meestal een rechte en tweesnijdende kling met een symmetrisch gevest in de vorm van een Latijns kruis. Maar het wordt in de volksmond veelal als verzamelnaam gebruikt voor een lang (recht) steekwapen. Van oorsprong werd de benaming van shamshir ook gebruikt in het midden Oosten voor een zwaard met rechte kling.

(3)  Voor een volledig verslag van deze workshop in het Nationaal museum van Tbilisi kunt U kijken op de website van Atelier Gotscha. www.gotscha.nl. Op de site is ook te zien welke andere wapens behandeld zijn tijdens deze periode.

(4) Bij damasten als smeedproces wordt metaal verhit, dubbelgeslagen en weer verhit en dit vele keren. Hierdoor is het eindresultaat opgebouwd uit vele laagjes. Dit vormt een soepele en zeer sterke metaalsoort.

(5) Een cartouche is een omlijst schild, meestal met een opschrift of heraldisch motief. In dit geval verwijst het naar de kaders aangebracht in verguldsel op de kling.

(6)  door A.D Anosov, Zeller and Rohrer.

(7) Kalb Ali en zijn vader Assaduah waren beroemde zwaardmakers gedurende het einde van de 16e en begin 17e eeuw. Later werden zelfs deze namen als “kwaliteitsmerknaam” gebruikt voor klingen om zo de kwaliteit aan te duiden.

(8) POB ( point of balance) Dit is het punt waar de balans van het zwaard ligt, om dit te meten zou men het zwaard op één vinger moeten leggen, op het punt waar het zwaard zijn balans vindt zou men een meting moeten starten tot aan de handgreep.

(9) COP, (centre of percussion) Dit is het punt waar het zwaard zijn grootste slagkracht heeft. Om dit te meten zou men het zwaard in de rechterhand moeten nemen om vervolgens met de palm van de linkerhand tegen de rechterhand te slaan welke het zwaard vasthoud. Kijk nu zorgvuldig naar de kling, de COP is de plek of centrum waar de kling de minste vibratie heeft.

 

The first assignments to Georgia under the TRQN II project took place in September-October 2009.

IOM Georgia, Oktober 2009

Gocha Laghidze is an experienced Georgian armourer and restorer currently living in the Netherlands. He was one of the first persons who visited Georgia as part of the TRQN II project. Gocha was hosted by the Georgian National Museum. During his one month assignment, Gocha introduced to the staff of the museum some new techniques used in Europe, and helped the museum with the restoration of several valuable objects kept in its repositories. The restoration included the sword of the King Erekle II, a precious historical relic that required urgent treatment. On 25 September, Gocha Laghidze delivered a presentation in the auditorium of the National Museum where he spoke about his cooperation with the European museums as well as the results of his work in Georgia. The presentation attracted a wide audience and elicited considerable interest among the experts in this field. Gocha’s contribution was received with great appreciation and recognition by the National Museum and other people who had pleasure to work with such a master and a committed supporter of Georgia.

 

Moderne vakman laat oude tijden herleven

Nieuwsbrief Legermuseum # 2, september 2005, door Bart-Jan Lagerwaard / ISSN 1569-4305

Werk van Gotscha Lagidse vult leemten in collectie

Historische musea vullen leemten in hun collecties natuurlijk het liefst door het verwerven van authentieke objecten. Soms is dit echter onmogelijk. Volgens de moderne museumethiek is het dan gerechtvaardigd gebruik te maken van replica's. Deze moeten wel van museale kwaliteit zijn, dat wil zeggen technisch en historisch in alle opzichten verantwoord. Het Legermuseum bezit onder andere replica's van het ruiterharnas van Prins Maurits (1567-1625), een piekeniersharnas en een kinderharnas van Maurits. Prachtige objecten, die zijn gemaakt door Vriend en metaalkunstenaar Gotscha Lagidse. In hun soort behoren tot de absolute wereldtop.

Eerste opdracht

In het vernieuwende deel van de basisexpositie dat die periode van de Romeinen tot en met de Tachtigjarige Oorlog bestrijkt, bevindt zich een ruiterharnas van Prins Maurits. Velen kijken bewonderend naar wat op het eerste gezicht 16e eeuwse vakmanschap lijkt. Een tekstbordje leert echter dat dit metalen maatkostuum van een van onze grote historische helden in 1998 is gemaakt door Gotscha Lagidse. Deze talentvolle Georgiër volgde een opleiding tot elektrotechnisch ingenieur, maar maakte in zijn geboorteland al min of meer hobbymatig wapenuitrustingen en andere kunstzinnige metalen voorwerpen. Begin jaren negentig kwam hij naar Nederland. Om in het levensonderhoud van zijn gezin te voorzien, is hij zich toen op het artistieke metaalwerk gaan toeleggen. In 1996 kwam hij in contact met Jan Lenselink, toenmalig conservator van het legermuseum en in 1997 met Jan Piet Puype, de in 2004 gepensioneerde hoofdconservator van ons museum. Ze vonden het werk van Gotscha van een dermate hoge kwaliteit, dat ze in de context van het museum mogelijkheden zagen. Dit resulteerde in de eerste opdracht: het maken van het "Mauritsharnas".  

Meer dan replica's

De term "replica"doet eigenlijk geen recht aan het werk van Lagidse. Bij een opdracht vormt weliswaar een origineel of een afbeelding het uitgangspunt, maar tijdens de uitwerking geeft hij aan allerlei details een eigen interpretatie. Dit gebeurt op basis van een zekere artistieke vrijheid, maar vaak ook omdat het niet anders kan. Als er bijvoorbeeld alleen een afbeelding beschikbaar is (zoals bij het kinderharnas van Maurits), is daarop altijd maar een deel van het harnas te zien. De maker moet dan aan de rest een eigen invulling aan geven. Dat Gotscha Lagidse zich op overtuigende wijze van deze taak kwijt, blijkt uit het feit dat zijn werk ook door de rijksoverheid van groot belang wordt geacht voor het Nederlandse culturele erfgoed. Op grond hiervan is hem eind 2004 het Nederlanderschap toegekend.

Tijdrovend werk

Het verwaardigen van topharnassen kost veel tijd. Bij het Mauritsharnas is alleen in de voorbereiding meer dan 400 uur gaan zitten. Het origineel van dit harnas bevindt zich in de collectie van de Hofjagd- und Rüstkammer des Kunsthistorischen Museums in Wenen. Behalve dit ene exemplaar is er op de hele wereld geen enkel ander harnas van een van onze Oranjes bekend. Bij hoge uitzondering kreeg Gotscha toestemming om dit unieke stuk uit elkaar te halen. Op die manier kon hij onderdeel voor onderdeel bestuderen, opmeten en fotograferen. Aan de hand van de aldus verkregen gegevens maakte hij ca.150 werktekeningen. Hierna zijn alle 177 plaatdelen stuk voor stuk volledig met de hand verwaardigd. Dat begint met het op maat knippen en soms zagen van het plaatstal. Wat dan volgt is een moeizaam en tijdrovend proces van in vorm brengen. Onder vele duizenden hamerslagen worden langzaam de contouren van elk onderdeel zichtbaar. Dit gebeurt grotendeels koud met behulp van houtblok, aanbeeld, tassen, staken en speciaal gevormde hamers. Soms is het nodig het materiaal te verhitten, waarbij een acetyleenbrander het ouderwetse smidsvuur vervangt. Na het bereiken van een definitieve vorm begint het afwerkingproces van slijpen, schuren en polijsten. In veel gevallen, zoals bij het Mauritsharnas, volgt nog het " vuurblauwen". Gotscha Lagidse is een ware meester in dit delicate werk. Met de brander verhit hij het glimmend gepolijste metaal zodanig, dat het een prachtige diep donkerblauwe kleur krijgt. Dat moet zeer precies en gelijkmatig gebeuren. Eén moment van onoplettendheid kan het resultaat verloren laten gaan. In het harnas zijn zo'n 800 verguld ijzeren klinknagels, gespen, scharnieren, haken en ogen verwerkt. Eveneens stuk voor stuk met de hand verwaardigd! Als alle onderdelen klaar zijn, kan het assembleren beginnen. Ook hiermee is geruime tijd gemoeid. De honderden klinknagels moeten met groet voorzichtigheid worden aangebracht om beschadigingen aan het omringende metaal te voorkomen. Een waar monnikenwerk, dat een vaste hand en veel vakmanschap vereist!

Meesterproef

Het maken van het Mauritsharnas is door Gotscha een soort meesterproef geweest die hem veel erkenning opleverde. Helaas heeft alle waardering slechts geleid tot een beperkte aantaal opdrachten. Hoewel jammer, is dit op zichzelf niet onbegrijpelijk. Vooral door de vele tijd die erin gaat zitten, zijn met dit soort werkstukken forse bedragen gemoeid. Voor vriend en wapenverzamelaar Henk Visser maakte Gotscha in 1999 een schitterende 50cm hoge miniatuuruitvoering van het Mauritsharnas. Deze bezorgde hem tijdens de expositie bij het Forum International de la Ferronerie d'Art Cintemporaine 1999 in Luxemburg een eerste prijs op. Nadien volgden onder meer een fraai piekenierskuras met stormhoed voor het Legermuseum (2003) en een sublieme interpretatie van het harnas van Jan van Schaffelaar voor het Veluws Museum Nairac (2004).

Kinderharnas van Maurits

In december 2004 vond de overdracht plaats van het kinderharnas van Maurits, de derde opdracht die Gotscha Lagidse voor ons museum heeft uitgevoerd. De collectie kende nog geen kinderharnas, zodat wederom een leemte is gevuld. Als voorbeeld diende een schilderij van Maurits op ongeveer twaalfjarige leeftijd dat deel uitmaakt van het Koninklijk Huisarchief. Op dit doek is hij afgebeeld in een harnas dat bestaat uit een helm, een kuras, een ringkraag en wapenhandschoenen. Bij het totstandkomen van dit werkstuk diende de 13 -jarige zoon van de maker regelmatig als model. Ook nu is sprankje van een juweeltje van vakmanschap dat iets aandoenlijks heeft. Wederom heeft Gotscha Lagidse bewezen dat hij over een bijzonder talent beschikt!

 

Maatpakken van metaal

Nieuwsbrief van de Vereniging Vrienden van Archeon, december 2006, jaargang 11. # 6, door Bart-Jan Lagerwaard

Harnassen maken, een vak apart

Een middeleeuws harnas wordt helemaal op maat gemaakt. Het moet uiteraard voldoende bescherming bieden, maar dient tegelijk de drager zo min mogelijk in zijn bewegingen te belemmeren. Hiertoe is elk harnas samengesteld uit tal van losse onderdelen, die met veel gedoeld in de gewenste vorm worden gehamerd. na het slijpen en polijsten worden soms nog fraaie versieringen in het metaal aangebracht. Harnassmeden zijn echte specialisten, die met één exemplaar de nodige maanden in de weer zijn. Hoewel een ridder aardig wat kilio´s meetorst, weegt een goed harnas veel minder dan meestaal wordt gedacht. Er waren zeker geen hijswerktuigen nodig om de ridders op hun paarden te krijgen.

Moderne harnasmakers

Zo´n metalen maatpak kostte in de middeleeuwen al een klein vermogen., ondanks het feit dat menselijke arbeid toen aanzienlijk slechter werd betaald dan tegenwoordig. Door de ontwikkeling van het vuurwapens raakte het ambacht van harnasmaker uiteindelijk in de vergetelheid. In de negentiende eeuw was er een opmerkelijke opleving. de industrialisering was begonnen en als reactie daarop werden de middeleeuwen geromantiseerd. Veel van de toen verwaardigde replica´s horen echter tot de categorie decoratiemateriaal. De wereldwijde ontwikkeling van levende geschiedenis als hobby zorgt sinds da jaren zestig van de vorige eeuw voor een nieuwe opleving. Er is sindsdien behoefte aan functionele harnassen. Fraaie, historisch min of meer correcte werkstukken die echt kunnen worden gedragen en bescherming bieden tijdens nagespeelde toernooien en veldslagen. Aanvankelijk vooral in de Verenigde Staten en Engeland., maar nu ook in andere landen. Een deel van deze moderne harnasmakers bereikt opmerkelijke resultaten. Sommigen verdienen er zelfs hun brood mee.

Museale kwaliteit

De moderne harnassmeden vormen een selectie groep die de kennis en vaardigheden bèzit om harnassen van museale kwaliteit te maken. Dat wil zeggen stukken die historisch volkomen correct zijn en door het vakmanschap van de maker niet onderdoen voor originele exemplaren. Dergelijke harnassen kunnen op een verantwoorde wijze leemten in museale collecties vullen. In het algemeen is hier geen sprake van replica´s, maar van reconstructies. Afhankelijk van de complexiteit zijn met zo´n reconstructie 2000 en 3000 werkuren gemoeid, inclusief voorstudies. Het hier getoonde harnas is verwaardigd zo´n unieke vakman. Het is de in Georgië geboren Gotscha Lagidse. Sinds hij in 1994 naar Nederland kwam, heeft hij zich hier een reputatie als expert verworven. het werk van Gotscha is een voorbeeld voor menig amateur/harnasmaker. zie ook www.gotscha.nl.

 

Art without borders

The Messenger, Tbilisi, 24 juni 2005, By Nino Kopaleishvili

Georgian goldsmith Gotscha Lagidze is one of those artists who believe that art does not have borders. Having worked on traditional Georgian weapons and armor since he was a teenager, Lagidze reproduced a suit of armor that belonged to Prince Maurits of Nassau in 1998 for the Delft Royal Netherlands Army and Arms Museum. Calling it his "favorite work," Lagidze keeps another masterpiece of Prince Maurits at his delightful Dutch-style house in Roosendaal, in the south of the Netherlands. Lagidze has been living in the Netherlands since 1994 with his wife Lela and three children Giorgi, 17, Lasha, 15, and Sophia, 9. Lagidze has been cooperating with different museums in the Netherlands over the years and in 2003 he made a reproduction of the chain mail of Jan van Schaffelaar, Holland's national hero from the 15th century. "The work on it continued for three-four years. To help raise funds, it was decided to make the armor in the style that St. George dressed. It was important not to violate historical rules," he states.

In 1999 Lagidze received first prize at the international forum in Luxembourg for modern art in steel. "I took my miniature to the forum before it was completed. The event was really important," he said.

In addition to working on different projects Lagidze also teaches at Amsterdam State University. However, he admits there are not many students who are interested in work on steel, mainly for commercial reasons.

"Such things are difficult to do and this art is disappearing gradually," he says. "But it is such an intellectual discipline." Now he plans to try his hand in other fields more available to public. "Now I am designing street lamps which are for the public. The first ten copies will be produced soon," he says.

Chain mail of the famous Georgian King

Earlier this year, Lagidze received an offer from the Georgian playwright Dato Turashvili to design chain mail for a film about Georgia's famous king Davit Aghmashenebeli. "Probably I will travel to Tbilisi. It is important to do it in Tbilisi," he says. "The chain mail of Davit Aghmashenebeli is not on a fresco. That is why I want to do it not only for the movie, but for a museum." His love for designing old war equipment exists hand in hand with his love of Georgian history. He was particularly interested in Khevsurian armor and often traveled to the region to study this equipment in the years 1985-88. "Everything started from my teacher Juansher Jurkhadze, who taught me history," he says.

"Once I had a knife that I made myself. He took it and said it was no good. The next day he presented me with a little sword," he said. Later, Lagidze happened to visit his teacher's home and was amazed at the collection of old Georgian equipments.

"I decided to do steel chain mail and I did it ... probably this man got me on the right track," he adds.

Looking back to his home country

"Georgia is my home country and nothing can change that," says Lagidze, adding, however, that there are many things in Dutch society that he would like to see transferred to Georgia. Lagidze and his family often watch Georgian television channels and search for news on the internet about Georgia. "I am sympathetically disposed to the events taking place in the country now. We are happy about all the good changes happening in my country," he declares. Lagidze, who participated in the two civil wars in the 1990s in Abkhazia and South Ossetia, says that the defeat was the final straw which drove him to leave the country.

"Defeat in Abkhazia was a great disappointment and this became one of the reasons why I left Georgia," he says. "In my opinion there was certainly a mistake as this should not have happened but I do not know how it started."

Several months ago, Lagidze, who is now a citizen of the Netherlands, applied for dual citizenship and hopes to become a citizen of Georgia again.

"I really want to get it, but I am trying not to think what the answer will be," he said.

 

Het harnas van Jan

Trouw, 18 juni 2005, door Haro Hielkema

Het is niet de echte harnas van Jan van Schaffelaar, maar hij had het gedragen kunnen hebben toen hij sprong. In het Veluws Museum Nairac koesteren zij de aan eengeregen blikken replica, omdat er geen geschikt origineel harnas uit de tijd van Van Schaffelaar bestaat. Wát er nog uit die tijd is, is alleen verzameling roest. Ruim vijfhonderd jaar nadat Van Schaffelaar van de kerktoren in Barneveld sprong (16 juli 1482), is zijn vechtpak vorig jaar na ruim 2000 arbeidsuren gereconstrueerd door de Georgische edelsmid Gotscha Lagidse, die eerder al een replica had gemaakt van het harnas van prins Maurits moet hebben gedragen. Voor Van Schaffelaar diende een schilderij van Frederich Herlin uit 1462 als voorbeeld. Het harnas waarin hij St. Joris in zijn strijd tegen de draak uitbelde  (van top tot teen in het blik, gesloten helm), was destijds populair in Europa. Jan van Schaffelaar had het heel goed als outfit gekozen kunnen hebben, tot en met de hippe rode puntschoenen.

Het levenseinde van Jan is legendarisch. Bij het belegering van de kerktoren door de Hoekse soldaten, wilden de de kabeljauwse bezetters zich overgeven. Dat kon alleen als ze eerst Van Schaffelaar uit de galmgaten van de toren zouden gooien. Dat wilden ze niet, waarop de legeraanvoerder zich met zijn gehele gewicht van de trans wierp, met de woorden: "Lieve gezellen, ik moet toch eenmaal sterven, ik wil u geen moeilijkheden bezorgen". Hij overleefde de val, maar werd door zijn vijanden gedood.

 

Royaal Legermuseum

Defensie Krant, 13 januari 2005

Den Haag - niet alleen strijdharnassen, maar ook de kleine harnasjes van koningskinderen zijn te zien op de tentoonstelling "Heavy Metal, Europese harnassen in het vizier" in het Legermuseum in Delft. half december werd hier een bijzonder harnas aan de collectie toegevoegd een replica van het kinderharnas  van prins Maurits (1567-1625).

Het is gemaakt door harnassmid Gotscha Lagidse, naar het voorbeeld van een schilderij. half december werd in het bijzijn van groep 7 van de Prins Mauritschool uit Delft de laatste hand gelegd aan het harnasje, waarna het op bijzondere wijze wordt opgenomen in de expositie. Op de expositie staan de kleine gestaalde figuren van de latere machthebbers van Europa: Karel V, de Habsburger Albrecht, Philips III van Saksen, Ferdinand Karel van Oostenrijk en Vladislav van Poolen. In het Legermuseum zijn deze staaltjes van vakmanschap, vormgeving en smeedkunst te bewonderen. De historische sierharnassen - uit diverse Europese topcollecties samengebracht - zijn waarschijnlijk nooit meer in deze unieke combinatie te zien.

De koningszonen waren destijds nog kinderen toen zij een harnasje kregen aangemeten waarin zij met hun vader meeliepen in een parade of oefenden in de schermsport. Het was allemaal gericht op hun latere leven als heerser op het Europese machtstoneel. Kinderen nog, maar in hun opvoeding stonden oefening, tucht en discipline voorop en dragen van een harnas hoorde daarbij.

Ook prins Maurits (1567-1625) droeg als een kind een harnas. Op een schilderij uit 1578 staat hij als twaalfjarige jongen in een geblauwd kuras met vergulde versieringen, met naast zich zijn helm en en wapenhandschoenen. Onbevangen kijkt hij ons aan. bewust, zo lijkt het, van de taak die hem wacht in de Tachtigjarige oorlog met Spanje. Het harnas op dit schilderij vormde het enige voorbeeld voor de harnassmid Gotscha Lagidse.

De expositie laat zien dat bepantsering van alle tijden is en dat er verband bestaat tussen een krijger in harnas en een astronaut, ijshockeykeeper of hard rocker. een verrassende, snelle videoclip legt de link tussen bepantsering toen en nu en hoe is het harnas geëvolueerd tot de outfit van een skater, schermende madonna of een American footballspeller.

Het legermuseum is gevestigd aan de Korte Geer in Delft en is van maandag tot en met vrijdag geopend van 10.00 uur tot 17.00 uur en in het weekeinde van 12.00 uur tot 17.00 uur.

 

De unieke Schellenbomen blinken weer

BN DeStem, 30 november 2004, door Willemijn van Hees


Koninklijke Harmonie Nut & Vermaak in Zundert heeft haar schellebomen een jaar moeten missen wegens restauratiewerkzaamheden. De Georgische edelsmid Gotscha Lagidse uit Roosendaal die ze gerestaureerd heeft, bracht ze afgelopen zaterdag tijdens de jaarlijkse feestdag van de harmonie terug. Prachtig blinkend en weer helemaal compleet stonden de schellebomen te stralen op het podium van zaal Victoria. Ernaast het gelukkige gezicht van Lagidse die een enorm applaus kreeg van de overvolle zaal. Heel de harmonie draagt de bescheiden Georgiër dan ook een warm hart toe.

Lagidse: „Ik vond het heel leuk om bij te dragen aan de voortzetting van een traditie die meer dan anderhalve eeuw oud is. De schellebomen zijn door de jaren heen vaak gerepareerd, maar de kwaliteit is daardoor niet altijd verbeterd.“ „Eén ding is zeker: het is de aankoop dubbel en dwars waard geweest!“, vervolgde Lagidse. „De maker Pillot heeft een prachtig stuk werk geleverd en met heel veel liefde, anders kun je zoiets moois niet maken. Het was een eer voor mij om ze te mogen maken. Ik zie de schellebomen als symbool van jullie harmonie en kom zeker eens kijken als jullie ermee door de straten gaan.“

Schellebomen zijn van oorsprong Turks-islamitische belmuziekinstrumenten. Zij werden in oorlogen gebruikt om de vijand af te schrikken. Ook de grote trom had een dergelijke functie. De schellenbomen van de Koninklijke Harmonie Nut & Vermaak zijn gelukkig nooit gebruikt om oorlogen te voeren. Uit de notulen van vrijdag 20 augustus 1847 blijkt dat het bestuur heeft besloten om twee dergelijke schellenbomen aan te schaffen. De koperen instrumenten moesten voorzien zijn van halve manen, sterren en tientallen belletjes en dienen ter opluistering van het muziekkorps. De opdracht tot het maken kreeg de Zundertse koperslager Petrus Josephus Pillot. Op 4 augustus 1848 werden de schellenbomen afgeleverd voor een bedrag van 80 gulden. Zij werden bekostigd uit een obligatielening en zijn gemaakt middels puur handwerk – vakmanschap - en enig in hun soort. Zij bezitten een unieke vormgeving en zijn van enorme cultuurhistorische waarde.

Zoals Lagidse ook al aangaf, zijn de schellebomen uitzonderlijk mooi en uniek in hun soort. Men ziet wel meer schellenbomen, maar deze zijn eenvoudiger in hun uitvoering. Tot op de dag van vandaag worden zij nog steeds in ere gehouden. Omdat ze kwetsbaar zijn, gaan de ‘dragers’ er voorzichtig mee om. In de ruim 155 jaren zijn ze al minstens 4500 maal meegenomen naar festiviteiten, concerten, blijde en droevige gebeurtenissen. Logisch dat er soms een sterretje of ander onderdeel afbreekt en dat er vooral ook ouderdomsslijtage ontstaat. Een grondige restauratie was daarom hard nodig om dit culturele erfgoed ook voor de toekomst te behouden. Het Prins Bernard Cultuurfonds zag ook de culturele waarde van de schellebomen en heeft daarom bijgedragen in de kosten van de restauratie.

 

Van honden kop ...

een uitgave van het Legermuseum, 2006

In een opstelling over de Tachtigjarige Oorlog mag Prins Maurits natuurlijk niet ontbreken. Het origineel harnas van Maurits bevindt zich in de collectie van de Hofjagd- und Rüstkammer des Kunsthistorischen Museums in Wenen. Gotscha Lagidse, een van de laatste wapensmeden, heeft aan de hand van dat harnas een replica gemakt. Dat staat nu - inclusief de deuk in de borstplaat, een teken dat het bestaand is tegen een musketschot - in het museum. Lagidse kreeg bij zeer hoge uitzondering in 1998 toestemming van het museum in Wenen om het harnas uit elkaar te halen en elk onderdeel, van borstplaat tot vingerkotje te bestuderen, fotograferen en op te meten. Van die gegevens maakte hij werktekeningen. De 177 onderdelen zijn daarna met de hand verwaardigd; knippen, zagen, in vorm hameren - koud of door verhitting - en vervolgens slijpen, schuren en polijsten. Het harnas van Maurits is 'vuurgeblauwd' om de prachtige, diepe zwartblauwe te krijgen. De 800 ijzeren klinknagels, scharnieren, haken en ogen zijn allemaal met hand gemaakt. Monnikenwerk!

Maurits was ongeveer twaalf jaar oud toen dit portreet van hem gemaakt. Een jongen nog, in de geblauwde kinderharnas met vergulde banen en randen. Slechts de afbeelding van dit portret had Lagidse tot zijn beschikking toen hij in 2004 het afgebelde kuras, de helm, de ringkraag en de wapenhandschoenen namaakte. Zijn 12 jarige zoon diende regelmatig als model.

 

Bepantsering vandaag de dag

Heavy Metal - Europese harnassen in het vizier,

Door Robert Douglas Smith, Uitgave boekwerk van het Legermuseum,  1999.  pag.75. ISBN 90-70793-25-3

 

The forger of iron and steel

The World of Constant Connection - Informational and Scientific Magazine, 3 (23) 2004, By Nino Chichinadze

Georgia and Medieval Holland – on the face of it, these two countries seem to have nothing in common. However, it is the art of our country-man – Gotscha Lagidse that has revived several pages of the medieval history of Holland. How did he manage to do that? Gotscha, who has been living and working in Holland since 1994, has created the armour of the heroes of this country. Gotscha Lagidse’s creative work is difficult to define in one word, that is to attribute it to one specific field, because his activity combines art, historic and technological research, complicated and labour intensive metal-working, as well as precise artistic flair. However, if not for the artist’s tremendous love and his “subtle perception” of the past, we would be left only with a dry and mechanical copy of the combination of the aforementioned components. History per se – the past of one country or another – that forms the basis of self-consciousness and particular pride of a nation, is, on the one hand, an extremely attractive source of inspiration for an artist, which, on the other hand, requires a huge responsibility. This is particularly true when his creative work has to do with the past of another country. Gotscha has successfully handled this difficult task. This has been evidenced, above all, by the orders of the most prestigious museums and publications in the press of these European countries. However, it was a long path of study, cognition, reflection, comprehension and, of course, mastery of forging and other most complicated techniques and technologies of metalworking that preceded such recognition of his creative art in Western Europe. The perception of the history of one’s homeland and love of one’s motherland is peculiar to each individual and is manifested in various forms. For Gotscha this is the revival of the armour of his ancestors – the hero warriors of the past. It is probably very unlikely to find a boy who has not “battled” in his childhood holding a wooden sword in his hand or “waged war against the enemy” with his toy soldiers. For Gotscha Lagidse this passion has become his life’s work.

A young Georgian man first showed interest in this strange and rare scope of activity – the fighting equipment of the knights of the past centuries when he was a schoolboy. It was at the age of 14 when assisted by his pedagogue, a history teacher Juansher Jurkhadze, that Gotscha created his first work – Gudamakarian “khabalakhi” (a warrior’s helmet with woven steel chains). It was this very teacher of history who “infected” a student of the Komarov mathematical school with this interesting and romantic field. During his studies at the Georgian Polytechnic Institute, he keenly familiarized himself with our ancestors’ ammunition. In 1985-89 he restored a Khevsurian war helmet, a hauberk (a chain mail), metal plates protecting the arm, iron gloves, a shoulder-strap, a shield and sword. The following figures give an idea of the complexities and labour intensiveness of this task: the chain mail is made up of 56,000 small rings where each ring is prepared by means of a cold hammering technique. Each ring is linked to four other rings. It took Gotscha two months to create this ring-armour using 9 kilograms of steel material. In 1988 a Georgian television film “A Shirt of Mail” acquainted Georgian viewers with Gotscha Lagidse’s creative work. The same year, the Artists’ Union of Georgia conferred on him the title People’s artist of Georgia. From the end of 1980s the scope of this activity expands: on Zurab Tsereteli’s personal order he creates a number of monumental works, starts to work as a metal restorer at the State Ethnographical Museum of Architecture and Culture named after Academician G.Chitaia and takes active part in exhibition.

The ammunition of the heroes of the Middle Ages, created by the artist in Holland, became a landmark in Gotscha Lagidse’s work. For 10 years the Royal Netherlands Army Museum in the city of Delft was unsuccessfully looking for an artist who would be capable of making a copy of the armour of a national hero of the 16th-17th centuries – Maurice of Orange (1567-1625), the Count of Nassau and it was to our countryman – Gotscha Lagidse, that the specialists entrusted this responsible task. Creating a western knight’s armour has been Gotscha’s dream for a very long time.

Maurice of Orange was a famous statesman, a commander in-chief and an army reformer. Like his father – Wilhelm I of Orange, he fought against the Spaniards. A magnificent victory in this war marked the liberation of the Netherlands from Spain. Prince Maurice’s only surviving suit of armour was made in 1590 and is kept in the Vienna Art History Museum. The Prince himself had handed it over to the Catholic Bishop of Austria and the armour represents a valuable relic. Due to the fact that it was not possible to return this historical relic to the Prince’s homeland, a decision was taken to make a copy. It took the Georgian master 400 hours to accomplish the preparatory works and 1,600 hours to create the ammunition itself. According to Gocha’s description, the ammunition is extremely elegant and its quality equals royal standards. The helmet and armour are bullet-proof. The suit of armour is made of 169 plates of different sizes and thickness. The plates are fitted to one another by forging and fixed by approximately 600 details. The initial colour of the original is unknown but after special research it was decided to have the replica painted dark blue. The result of the work aroused a storm of delight in everyone. Gilded details handsomely adorn the blue sheen of the perfectly executed copy.

For Gotscha it was the first attempt to create a life-size west European suit of armour. His preceding works ware represented by miniature models. In an interview to al local newspaper, he said that he found the preparation of the helmet particularly difficult because its shapes and details had to be highly precise.

Gotscha’s next work is associated with the name of another hero of the Netherlands – Jan van Schaffelaar. In this case the artist had more difficult task to cope with. The thing is that five centuries the interest in this hero had not diminished in the Netherlands. Unfortunately, Van Schaffelaars armour has not survived. He is the hero of many novels, poems, works of art and, naturally, research works and, therefore, it was a common desire to have his armour displayed in his country’s museum. “He is a real commander, he wears a helmet on his head and his body is completely covered with armour” – this is how the chronicle about Van Schaffelaar describes him. Following extensive discussions and long consultations, a decision was made to create armour similar to that depicted on Friedrich Herlin’s painting “The Miracle of St. George”, which dates back to 140 and is kept at historical museum of the city of Nordlingen. The presentation of this work, executed by Gotscha Lagidse, took place in the spring of 2004. Along with Gotscha’s talent and zeal, such success could perhaps also be attributed to the artist’s chivalrous soul and romantic nature.

To have a clear idea of Gotscha Lagidse’s activity, it is certainly worthwhile to refer this original jewellery – a peculiar “collection” of ladybirds and other insects. This is what the master says himself: “I am fascinated by coats of mail and armour – real arming of the warriors; but don’t ladybirds and turtles also protect themselves with their own “armour” – their shells and testa? I think that everything has cuirass – some are visible and others – invisible.” Silver, copper and iron ladybirds differ by the manner of execution. One can feel a special love of nature in these works and the artist attitude to them is manifested in the names given to them by their creator: “Picasso”, “Ladybird on ice” and others. “At first I hesitated – I was not certain whether the name was chosen by me for my adorable ladybird was acceptable. Later on, however, when I saw Picasso Citroen cars in the streets, I thought I had full authority to do so.” A contemporary design, fine workmanship, artistic mastery of them form material imparts these works with exceptional charm.

It has been almost decade since Gotscha’s artistic works have beautified the galleries and museums of Holland, Luxembourg and Germany. In 1999 his artistic miniature “Maurice” was recognized as the best exhibit of the International Modern Art Exhibition organized by UNESCO and the Luxembourg Ministry of Culture. The Georgian master shares his workmanship and love of his art with interested audiences at lectures and seminars, concurrently continuing his restoration activity.

As far back as 28 centuries ago, one of the inscriptions of the Assyrian King, Sargon the Great (714 B.C.) contains a description of the trophy seized during his invasion of the Caucasus . A host of precious metal artefacts ‘‘from the land of Tubals’’ (golden and silver bowls, mugs, jugs and vases) including gilded swords made by ancestors of the Georgians are noted in particular. It goes without saying that the trophy of the ruler of the richest of the eastern empire would contain only articles distinguished by high craftsmanship. The richest artistic tradition of Georgian metalworking that belongs to Antiquity and the Middle Ages, has been enjoying world recognition for many years. If in the distant past, Caucasian metal objects aroused the interest of eastern monarchs, today it is Western Europe that is enchanted by the works of the Georgian master. Gotscha Lagidse’s creative activity is yet further proof that the refined art of metal forgery, which has flourished on Georgian territory, still exists, develops, peculiarly transforms during the new époque and is distinctly heard in the polyphony of contemporary art.  

 

"Een goed harnas betekende het verschil tussen leven en dood"

Amersfoortse Courant, Barneveldse Krant gemeente Barneveld, door Renate Koning, 15 mei 2004

Barnevelds enige nationaal bekende held Jan van Schaffelaar heeft een harnas gekregen. "het is een prachtig stuk vakwerk geworden", laat Priscilla van Leeuwen van het Veluws Museum Nairac weten.

 Het laatgotische harnas zit "hem" gegoten en zal samen met nog enkele andere harnassen te zien in het Barneveldse museum. Het harnas is een eindresultaat van "Een harnas voor Jan" project. Het "ijzeren maatpak" werd donderdag tijdens een feestelijke presentatie onthuld. In het museum stond al een harnas, ooit aangeschaft in een curiosawinkel. "Het is volstrekt namaakexemplaar dat ook nog te klein is. Ik kreeg regelmatig de reactie 'de mensen uit de middeleeuwen waren een stuk kleiner dan nu', verteld hoofdconservator Priscilla van Leeuwen van Museum Nairac tijdens haar toespraak.

Toen het oog van Priscilla van Leeuwen op een artikel viel over een ruiterharnas dat gemaakt was voor Prins Maurits en tentongesteeld was in het Legermuseum te Delft, besloot ze contact op te nemen met Gotscha lagidse, maker van het harnas, en Jan Piet Puype, hoofdconservator van het Legermuseum. Samen met beeldend kunstenaar en wapensmid Gotscha Lagidse, oorspronkelijk afkomstig uit Georgië, ging hij het harnas voor Jan maken. 

Er waren geen concrete gegevens over het harnas van Jan van Schaffelaar bekend. Er werd een voorbeeldharnas gezocht dat Jan qua tijd en stijl heel goed gedragen zou kunnen hebben. Gotscha koos als inspiratiebron een klassiek gotisch harnas dat op het schilderij St.Joris en de draak van Frederich Herlin staat afgebeeld. "Gezien het tijdsperk, waarin Jan van Schaffelaar leefde moet het theoretisch mogelijk zijn dat hij dit harnas heeft gedragen", verteelt Gotscha Lagidse. Hij vermoedt dat gotische harnas oorspronkelijk uit Italië komt. De helm vond Lagidse het moeilijkst om te maken. "Vooral omdat het wel goed draagbaar moet zijn". Hij bekeek tientallen modellen van helmen. Het harnas is gemaakt van twee millimeter dik plaatstaal en weegt ongeveer veertig kilo. "Door te staal verhitten kun je het met een hamer in de juiste vorm kloppen", legt Lagidse uit. In totaal heeft hij 1900 uur aan het harnas gewerkt. Dat is een klein jaar. 

Vormgevoel. Volgens Puype komt er bij het werk van een wapensmid, zoals Gotscha lagidse, heel veel kunstenaarschaap kijken. "Zo moet je over een groot inlevings- en vormgevoel beschikken, aangezien je alles van een platje moet halen. Ook is de anatomische kennis van het menselijk lichaam een vereiste voor een wapensmid, want het harnas moet natuurlijk wel kunnen worden aangetrokken".   

Maatpak. het harnas dat door Gotscha Lagidse is gemaakt, is een typisch Westers harnas. "Een harnas is geen kwestie van versiering. Een goed harnas maakt het verschil tussen leven en dood", aldus Puype. "Het ijzeren maatpak moest bescherming bieden, maar tegelijkertijd moest de 'ridder' zichzelf ook goed kunnen bewegen. Zo konden ridders in de 15de eeuw niet zo maar even hun helm afzetten of het vizier openen op het slagveld. Want je moest de vijand letterlijk en figuurlijk 'in de gaten houden'. Hierdoor kwam het wel eens voor dat ridders in hun harnas stikten", aldus Puype.

Aanwinst. Het harnas van Jan van Schaffelaar is volgens hem uniek in Nederland en zeker de moeite waard om eens een keer te bezichtigen. Het Museum Nairac is ook erg blij met deze aanwinst. "We zijn als museum erg trots dat we dit fenomenale stuk werk van Gotscha Lagidse aan onze collectie mogen toevoegen", laat Priscilla van Leeuwen weten. Het harnas zal onderdeel gaan uitmaken van de vaste opstelling van het Museum Nairac. Een aantaal sponsors, waaronder Fortisfonds Barneveld, het Anjerfonds en het K.F. Heinfonds heeft het project "Een harnas voor Jan van Schaffelaar" gefinancierd. Op de tentoonstelling van de andere werken, alle verwaardigd door Lagidse, is ook het ruiterharnas van Prins Maurits te zien.

 

Rode puntschoenen voor Van Schaffelaar

Amersfoortse Courant, door Bert van de Kruk, 15 mei 2004

Rode puntschoenen heeft Jan van Schaffelaar aan, althans de Jan van Schaffelaar die gehuld in splinternieuwe ridderharnas is te bezichtigen in Museum Nairac in Barneveld. "Heel hip," vindt hoofdconservator Priscilla van Leeuwen.

Het Veluwse streekmuseum is zeer ingenomen met zijn nieuwe aanwinst: een laatgotisch harnas voor 'de enige bekende held' uit Barnevelds geschiedenis. Tot nu toe moest Van Schaffelaar het doen met een fantasieharnas uit de curiosawinkel, veel te klein voor een volwassen man. Het nieuwe harnas voor de man die op 16 juni 1482 van de toren van Barneveld sprong om het leven van zijn kameraden te redden, is historisch helemaal varantwoord. Het is gecreëerd door beeldend kunstenaar en wapensmid Gotscha Lagidse, die eerder een harnas voor Prins Maurits verwaardigde. Het resultaat van zijn tweeduizend uren werk mag er wezen. Het harnas van geblauwd metaal glimt de museumbezoeker tegemoet. Wie een robuuste en plompe verschijning verwacht, komt bedrogen uit. Hier staat een slanke man, klaar voor de strijd.       

"Kijk eens naar de mooie slanke taille," zegt van Leeuwen met glimmende ogen. "Dit harnas past helemaal in het modebeeld van de 15de eeuw.  Het bouwt voort op het Griekse ideaalbeeld van de mooie man; de Grieken waren dol op het volmaakte menselijke lichaam." Het is maar de vraag of Jan van Schaffelaar aan dit ideaalbeeld beantwoordde. Van de goede man is eigenlijk niks bekend. Pas sinds een paar jaar staat vast dat hij daadwerkelijk geleefd heeft. Daarmee houdt de informatie ook zo'n beetje op. Maar dat Barnevelds held een ridderharnas gedragen heeft, durft Van Leeuwen wel voor haar rekening nemen. "Dat was gewoon zijn beroepspraktijk: je kan moeilijk in je onderbroek oorlog gaan voeren. Een goed harnas hoorde erbij. Het was het verschil tussen leven en dood. Daar had een ridder dus ook een hoop geld voor over".

Ook het kleine museum heeft een hoop geld moeten uitgeven voor  het harnas, vindt de conservator. Toch stond voor haar meteen vast dat het harnas er moest komen. "We moeten Jan van Schaffelaar koesteren. Als figuur biedt hij een goede ingang voor een roerige periode in onze geschiedenis. Omdat hij zelf niks heeft nagelaten, moeten wij dat idee wat meer aankleden. Letterlijk."

De uit Georgië afkomstige Gotscha Lagidse werd daarvoor benaderd. De 39-jarige kunstenaar nam een schilderij van Joris en de draak uit 1460 als uitgangspunt voor Jan van Schaffelaars harnas. Vervolgens begon de handwerk, het eeuwige tikken van het verhitte metaal tot het uiteindelijk zijn goede vorm vindt. "Honderdduizenden keren tikken, misschien wel een paar miljoen keer, om de vorm goed strak te krijgen." Is dat eenmaal het geval, dan volgt het eindeloos polijsten met een fijne vijl. Lagidse: "Ik begin altijd met het ingewikkeldste, dus met helm. Als de helm goed is dan komt alles goed." Daarna volgen de andere onderdelen, in totaal meer dan vierhonderd. Onder het harnas draagt Van Schaffelaar een maliënkolder en kledij die Lagidses vrouw maakte. Daarna moest de ridderhoofdman natuurlijk een gezicht krijgen. Dat was een lastige keuze, vindt ook conservator Van Leeuwen. Maar uiteindelijk heeft Van Schaffelaar 'een schattig koppie' gekregen. "Met een lichte five o' clock-shadow onder zijn wangen. Want hij zal zich niet geschoren hebben, zo vlak voor de strijd." 

Het harnas van Jan van Schaffelaar is blijvend te bezichtigen. Daarnaast is tot 28 augustus een kleine tentoonstelling van Gotscha's andere werken.

 

IJzeren `maatpak` voor Jan

Barneveldse Krant, 13 mei 2003

BARNEVELD - Jan van Schaffelaar heeft sinds gisteren een nieuw harnas. Het fraai laatgotische ijzeren kostuum is het eindresultaat van het project `Een harnas voor Jan`. 

Beeldend kunstenaar en wapensmid Gotscha Lagidse is de maker ervan. Gisteren werd zijn creatie tijdens een feestelijke presentatie in Veluws Museum Nairac onthuld door Les Bos van het Fortisfonds Barneveld. Jan Piet Puype, voormalig hoofdconservator van het Legermuseum te Delft hield bij de presentatie een inleiding over: `Een goed harnas: het verschil tussen leven en dood`. Behalve het harnas van Jan van Schaffelaar zijn de komende maanden ook enkele andere harnassen te zien in het Barneveldse museum.

 

'Harnas maken is puur kunst’

BN DeStem, Door Romain van Damme. 6 mei 2004

Gotscha Lagidse werkt als een van de beste harnasmakers in een atelier in Roosendaal. Pure kunst zeggen deskundigen uit de hele wereld. Dat doet Lagidse, die onlangs de laatste hand legde aan een harnas van Jan van Schaffelaar, deugd. „Ik ben kunstenaar.“

Roosendaal – In zijn sobere atelier verontschuldigt Gotscha Lagidse zich, als hij een kinderhelm in elkaar zet. „Tijdens de productiefase is het niet mooi. De helm moet nog gepolijst en versierd worden. “ Als de Georgische edelsmid vertelt over zijn werk, laat hij zijn natuurlijke bescheidenheid varen. Dan spreekt hij met vaste stem en duldt hij geen tegenspraak. Gotscha Lagidse weet waarover hij praat.

„Een echte vakman“, zeggen harnasdeskundigen uit de hele wereld, die zijn werk nauwgezet volgen. Het leverde hem enkele jaren geleden een definitieve verblijfsvergunning op. ‘Omdat hij een wezenlijke bijdrage aan het Nederlandse cultureel erfgoed levert’, motiveerde het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen het besluit.

Het afgelopen jaar was goed voor hem, zegt hij zachtjes. Genoeg opdrachten. Uit Zundert, Barneveld, maar ook uit Zwitserland. Voor de Zundertse harmonie Nut & Vermaak restaureert hij de schellenbomen. „Een prachtige opdracht“, vindt hij. Het maakt in hem de kunstenaar wakker. Zoals ook de opdracht van het Veluwse museum Nairac uit Barneveld dat deed. ‘Maak een harnas van Jan van Schaffelaar’, een historische figuur die in 1482 tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten geschiedenis schreef door van de Barneveldse toren te springen. Dat deed hij om zijn maten te redden. Kabeljauwse ruiters uit Roosendaal hadden de kerk en toren van Barneveld ingenomen. Zij werden door de Hoekse soldaten belegerd en eisten dat aanvoerder Van Schaffelaar zich naar beneden zou werpen. Dat deed hij, overleefde de val, maar werd gedood door zijn vijanden.

Geen voorbeeld - Lagidse kent de geschiedenis inmiddels op zijn duimpje. „Probleem was dat er geen voorbeeld van het harnas was. In Duitsland, in het museum van Nõrdlingen, hangt een schilderij van Frederich Herlin. Daarop staat St.Joris. Dat schilderij heb ik als uitgangspunt voor het harnas genomen.“

Niet eenvoudig. Tweedimensionaal moest driedimensionaal worden. „In deze opdrachten kan ik me uitleven als kunstenaar. Zo staat het ook in mijn contract. Ik moest geen harnas maken, maar een kunstwerk.“ Het kostte hem 1900 uur om het harnas tijdig klaar te krijgen. Nu is hij druk bezig met het maken van een kinderharnas dat Prins Maurits ooit droeg. „Dat moet 1 november klaar zijn. In heel Nederland is geen kinderharnas te vinden. Dat moet ik dus ook van schilderijen halen. Tussendoor heb ik voor een Zwitsers museum nog een paar helmen uit respectievelijk de zesde en dertiende eeuw gemaakt. Het kost me veel tijd. Ik sta uren in mijn atelier, ook in het weekend.“

Schilderijen - Tijd voor eigen werk is er vrijwel niet meer. „Daar wil ik straks toch meer tijd voor vrij maken. Als dat kinderharnas klaar is, wil ik schilderijen maken. Niet met verf, maar behangen met metaal.“

Het is zijn droom, zoals hij ook nog eens terug wil naar zijn geboorteland Georgië. „Ik volg de ontwikkelingen op de voet. Van Sandra Roelofs uit Terneuzen, nu presidentsvrouw, kreeg ik vorig jaar een brief, waarin ze me vroeg of ik haar stichting die mensen in nood helpt, wilde steunen. Ik heb haar nu een e-mail gestuurd, want ik wil zeker wat doen voor mijn land.“

Dat is voor later. Eerst moet hij klaar zijn met opdrachten. Liefdevol pakt hij de kinderhelm vast. „Het is prachtig om er een eigen interpretatie aan te geven. Dat verheft het tot kunst. Ik kan er mijn kunstenaarsziel in leggen.“

 

Schellenbomen in goede handen

BN De Stem, Door Willemijn van Hees. Zaterdag 10 april 2004  

ZUNDERT – De Georgische edelsmid Gotscha Lagidse uit Roosendaal is volop bezig met de restauratie van de schellenbomen van Harmonie Nut & Vermaak uit Zundert. Hij vindt dit één van zijn mooiste opdrachten tot nu toe omdat hij er veel van zijn expertise als specialist in kwijt kan én omdat hij de schellenbomen van museale waarde vindt.

„Soms krijg ik een opdracht waar ik niet helemaal tevreden mee ben, maar meestal heb ik wel het geluk hele mooie opdrachten te krijgen. Dit is echt een heel mooi werk: echt specialistisch om het helemaal in de originele staat terug te brengen. Een museaal werk. Het is niet aan mij, maar het zou een plek verdienen in een museumcollectie vanwege de cultuurhistorische waarde. Dan kunnen er heel veel mensen van genieten“, vertelt Lagidse. 

In zijn werkplaats ligt één van de schellenbomen in stukken op een doek. Deze onderdelen zijn allemaal perfect gerestaureerd en klaar om opnieuw verguld te worden. Ter vergelijking staat de andere schellenboom ernaast: hier is nog niets aan gedaan en het is duidelijk te zien dat Lagidse hier nog veel werk aan heeft. Deuken, missende belletjes, verschil in materiaal en lelijk gerestaureerde sterren door een provisorische restauratie zo’n 30 jaar geleden, zijn slechts de dingen die op het eerste oog opvallen.

„Ik ben met de moeilijkste begonnen“, vertelt Lagidse erbij. Met name de wereldbol van de andere schellenboom was er erg slecht aan toe, evenals de grote kroon. Naast een specialist is Lagidse ook een perfectionist: hij wil de schellenbomen zo goed mogelijk in de originele staat terugbrengen. „Kijk, er zit verschil in de belletjes, deze is niet origineel. Die moet vervangen worden. En kijk naar deze wereldbol, deze is gerestaureerd. Omdat het zo dun materiaal is, was uitdeuken geen optie, dus heb ik de deuken opgevuld met tin en gepolijst en gepolijst zoals het moest zijn. Dat was de enige juiste oplossing.“ 

Lagidse is ook geïnteresseerd in het Turks-Islamitische ontwerp van de schellenbomen. „Ik vraag me af waarom voor dit ontwerp is gekozen. Heeft de maker Pillot dat gedaan of kreeg hij hiertoe de opdracht en waarom? Ik zie het spiritueel: het heeft niet alleen bepaalde symboliek maar een betekenis en iets magisch. Het ontwerp is heel bijzonder: soms is het ontwerp mooier dan hoe het gemaakt is, maar het is ook mooi gedaan. Pillot heeft zijn best gedaan. Hij moet wel goede gereedschappen hebben gehad 160 jaar geleden, want sommige onderdelen zijn geperst, zoals de wereldbollen, vandaar dat die zo dun zijn. Ook een mooi idee dat dominee Theo van Gogh en misschien zelfs Vincent deze schellenbomen misschien wel hebben gezien.“ Zelf is hij ook benieuwd naar hoe mooi de schellenbomen zijn als ze helemaal af zijn en vindt hij het werk uitermate inspirerend. Alhoewel urenlang per dag solderen en vijlen niet echt gezond zijn voor een mens, geeft hij toe.

Passie. Lagidse heeft een academische opleiding gevolgd in Georgië en mag zich ingenieur en Volksmeester van de Kunsten noemen. Tijdens zijn studie heeft hij een passie ontwikkeld voor wat eerst een hobby en later zijn beroep zou worden: het maken en restaureren van harnassen.

„Georgië is heel trots op zijn geschiedenis. We hebben heel veel kastelen en natuurlijk ook veel mooie verhalen. Nog steeds wordt er heel veel geschiedenis gegeven op de scholen. Ridders hadden altijd mijn interesse. Tijdens mijn studie heb ik een Georgisch harnas gemaakt. Vanwege het conservatorisch onderzoek werd dit ook als wetenschappelijk beschouwd.“ Hierdoor kreeg Lagidse veel media-aandacht en kreeg hij een baan aangeboden als metaalrestaurateur in een etnografisch museum in Tbilisi. Negen jaar geleden kwam hij naar Nederland en na twee jaar kreeg hij de opdracht om voor het Koninklijk Nederlands Leger en Wapenmuseum in Delft een replica van het harnas van Prins Maurits te maken. Daarna bleven de opdrachten komen.

Naast de schellenbomen staat er ook nog een geïnterpreteerde beeld- geharnaste Jan van Schaffelaar in zijn werkplaats. Na een jaar intensief werken is hij eindelijk af en kan hij binnenkort worden gepresenteerd in het Veluws Museum ‘Nairac’. Dankzij zijn ervaring met harnassen, kan hij iedere metaalrestauratieklus aan. „Het werken met harnassen is erg omvangrijk: goud, zilver, inlegwerk, sierwerk, het geeft ervaring voor van alles en ik blijf bijleren“.

Lagidse gaat ervan uit dat de schellenbomen in juli klaar zijn. Dan gaan ze weer terug naar de Harmonie Nut & Vermaak. Hij geeft ze graag tips mee om ze straks goed te kunnen vervoeren, want hij draagt haar schellenbomen inmiddels een heel warm hart toe.

 

Schellebomen worden als nieuw

BN De Stem, Door Willemijn van Hees. Zaterdag 14 februari 2004. Door René Kloeg.


ZUNDERT – De meer dan anderhalf eeuw oude schellebomen van harmonie Nut en Vermaak in Zundert worden eindelijk gerestaureerd. De Georgische edelsmid Gotscha Lagidse uit Roosendaal verklaarde recent dat hij in staat is de koperen sieraden van de harmonie te restaureren.

De Zundertse schellebomen zijn van oorsprong Turks-islamitische instrumenten. Ze zijn van koper, verguld en bestaan uit ornamenten zoals een halve wereldbol en tal van bellen. De harmonie heeft de belmuziek-instrumenten jaren echt gebruikt. Tegenwoordig gaan de 25 kilo zware schellebomen alleen mee voor de sier.

Uniek is dat de notulen van de bestuursvergaderingen van de Zundertse harmonie van het begin af bewaard zijn gebleven. Dat geeft een fraai inzicht in het ontstaan van de harmonie en de ontwikkeling ervan. Burgemeester Caspart van Beckhoven stond halverwege de negentiende eeuw aan de wieg van de harmonie die vooral gegoede burgers als leden had. Het bestuur besloot op 20 augustus 1847 de schellebomen aan te schaffen.

Pronkjuwelen. Sponsoring van harmonieën is van alle tijden. Dat blijkt uit het feit dat Nut en Vermaak 155 jaar geleden obligaties van tien gulden uitgaf met een rente van vier procent om de de pronkjuwelen te kunnen bekostigen. Koperslager Petrus Joseph Pillot uit Zundert kreeg de opdracht voor tachtig gulden de schellebomen te maken. Op vier augustus 1848 leverde hij ze af. De harmonie beschikte dus al over de schellebomen in de tijd dat dominee Theo van Gogh gehuldigd werd als de nieuwe predikant van Zundert. In de loop van de tijd zijn ze redelijk goed bewaard gebleven. Een jaar of dertig geleden zijn ze een keer provisorisch opgelapt.

„Ze zijn nu echt toe aan restauratie. We zijn een paar belletjes kwijt. Ze zijn weleens gevallen. Er zitten butsen en deuken in de sterren en de halve wereldbol en eraf gevallen sterren zijn er slordig terug opgezet. Bovendien begint het verguldsel steeds verder te slijten“, aldus voorzitter Peter Schijfs van de harmonie.

Het bestuur van de harmonie vindt de schellebomen van enorme cultuur historische waarde. Geen andere harmonie heeft volgens Schijfs dergelijke schellebomen. Vergelijkbare staan alleen in paleis het Loo, geschonken door koning Willem III. Nut en Vermaak is enkele jaren op zoek geweest naar een edelsmid die de schellebomen kon restaureren.

Edelsmidschool. „We hebben contact gehad met de edelsmidschool. We hebben edelsmeden in België benaderd, maar we kwamen er niet uit. Tot we in BN/DeStem lazen over de edelsmid Gotscha Lagidse uit Roosendaal. We zijn met de schelleboomdragers bij hem geweest. Hij kan ze restaureren. Dat gaat ongeveer zes weken duren. Daarna moeten ze nog naar de edelsmidschool om te worden verguld“, aldus Schijfs.

De harmonie heeft al een aantal bedrijven en particulieren gevonden die de restauratie mee willen bekostigen. Nut en Vermaak is al lang geen rijke harmonie meer en de restauratie gaat tussen de tien- en elfduizend euro kosten. Nut en Vermaak hoopt dat zich meer mensen en bedrijven melden die de restauratie van de schellebomen mee willen bekostigen. Ook verschillende fondsen zijn om een bijdrage gevraagd.

 

Het beeld van Jan van Schaffelaar

Barneveld Nu, 20 september 2003

Naam Jan van Schaffelaar staat in een monsterrol van Gelderse krijgslieden, die in 1476 deel uitmaken van een groot leger dat de Bourgondische hertog Karel de Stoute in Lausaanne (Zwitserland) bijeenbrengt. Het leger moest de Zwitsers onderwerpen, maar is daar niet in geslaagd. Jan van Schaffelaar heeft dat echter overleefd.

In het Veluws Museum Nairac is een harnas te bewonderen, dat toont hoe een militaire ruiter als Jan van Schaffelaar destijds was gekleed. Het harnas is echter te klein voor een volwassen man. Daarom wil het museum een ander, groter harnas hebben dat bovendien historisch verantwoord is. Hiertoe heeft het museum de Georgische kunstenaar Gotscha Lagidse in het Brabantse Roosendaal in de arm genomen, die gespecialiseerd is onder meer historische harnassen. Er is opdracht verstrekt voor het maken van een beeld met een harnasmodel zoals dat op een schilderij van Frederich Herlin uit 1460 voorkomt, waarop Sint Joris en de draak zijn afgebeeld. Dit model harnas was destijds in heel Europa populair, waardoor er een (kleine) kans is dat Van Schaffelaar het ook heeft gedragen. Midden 2004 zal het klaar zijn en zal het feestelijk overgedragen aan het museum. Dankzij steun van de Fortis Fonds, het Anjerfonds en het K.F. Heinfonds is het mogelijk geworden het beeld met harnas te laten maken. 

De historische figuur Jan van Schaffelaar is beroemd geworden doordat zijn dood in annalen is beschreven. Dat de verhalen daar omheen een eigen leven zijn gaan leiden in alleen maar goed voor Barneveld.

 

Maatwerk voor Maurits

BN De Stem, 25 januari 2003, door Romain van Damme

BERGEN OP ZOOM, zaterdag 25 januari 2003 - Als Gotscha Lagidse vertelt over zijn werk, glinsteren zijn ogen als het glanzend materiaal waarmee hij middeleeuwse harnassen maakt. De Georgiër maakt er meestal twee. Een voor zijn opdrachtgever en een voor zijn eigen collectie. Hij bouwt harnassen van prins Maurits perfect na en doet met het Hollandse militaire erfgoed wat niemand anders kan. Volgens het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen hij een wezenlijke bijdrage levert aan het Nederlandse cultureel erfgoed.

Voor hem op tafel pronken twee helmen en ligt een boek vol historie: Van Maurits tot Munster. In zijn atelier aan de Auvergnestraat in Bergen op Zoom is het koud. Het deert hem niet. "Als ik werk, voel ik de kou niet."
Een 37-jarige, tengere man uit de Georgische hoofdstad Tbilisi in Bergen op Zoom. "Een man met gouden handen", zegt Jan Piet Puype, conservator van het Koninklijk Nederlands Leger- en Wapenmuseum in Delft. "Het vakmanschap van Gotscha is haast uniek in Europa. Een fantastische vent ook. Zijn werk behoort tot de hoogste professionele standaard."
Ruim acht jaar woont Gotscha Lagidse nu in Nederland. Over zijn vertrek uit Georgië praat hij liever niet. Dan sterft de glimlach rond zijn mond en zoeken zijn vingers nerveus naar een houvast. "Als militair en kunstenaar had ik het niet gemakkelijk", vat hij in goed Nederlands samen . Daar blijft het bij. Aandringen heeft geen zin.
Veel liever praat hij over zijn werk. Dan keert die glimlach terug. Lagidse is scheppend kunstenaar. Sculpture edelsmid staat er op zijn visitekaartje. "Ik maak ook sieraden en kerkelijke kunst. In opdracht, maar ook vrije kunst. Regelmatig exposeer ik. Scheppend bezig zijn, dat boeit me. Dat hoort bij mij."

Veroveraars - Maar wat hij ook maakt en bedenkt, zijn grote liefde is het harnas. Als Lagidse praat over harnassen, gaat het verleden leven. Jan Piet Puype: "Lagidse is Georgiër. Tot in de jaren dertig van de vorige eeuw werden in dat land veel harnassen gemaakt. Het zit die mensen in de genen."
Lagidse zelf: "Georgië heeft zich door de eeuwen heen vaak moeten verdedigen tegen veroveraars. Er was veel oorlog en daarom veel harnassen. Als klein kind vond ik die prachtig en wilde die harnassen hebben. Ik wilde ze namaken, binnen mijn bereik brengen."
Hij is zeventien jaar als hij in Tbilisi met een studie aan de Technische Universiteit begint. Hij slaagt in 1989 met vlag en wimpel en wordt ingenieur elektricien. Mooi, maar zijn belangstelling ligt elders. Naast zijn studie onderzoekt Gotscha traditionele harnassen en zwaarden. Hij duikt depots van musea in en zuigt ieder detail in zich op.
Zijn naam als expert wordt definitief gevestigd als hij de eeuwenoude Georgische wapenuitrusting Abjari reconstrueert. Later wordt zijn werk tentoongesteld in het Huis van Cultuur in Tbilisi en in de Burg Hasseg/Hall in het Oostenrijkse Tirol. Het begin van een succesvolle carrière. Overal in de wereld wordt vol bewondering over zijn werk gesproken.

Texel - Nu woont hij in Roosendaal en werkt in Bergen op Zoom. "Waarom Nederland? Een goed land. Georgië heeft iets met Nederland. In '45 vocht een Georgisch bataljon op Texel tegen de Duitsers. Honderden soldaten hebben daar het leven gelaten. Zoiets boeit me."
Aanvankelijk woonde Lagidse in Den Bosch. Hij maakte zijn kunst voor musea, galeries en particuliere verzamelaars. Regelmatig exposeert hij. "In 1995 had ik een tentoonstelling in het Maritiem en Juttersmuseum op Texel. Daar stond een Georgisch harnas van mij. De museumdirecteur zei: schrijf eens naar het Leger- en Wapenmuseum in Delft."
De brief leidde tot een afspraak en niet veel later tot een eervolle opdracht. Nog altijd doopt Lagidse zijn woorden in emoties, als hij daarover praat. Zijn handen warmend aan een dampende kop koffie: "Ik had al laten zien hoe een maliënkolder gemaakt moet worden. Dat viel in de smaak. En toen, toen kwam dé opdracht." 

Wenen - Museumdirecteur Jan Piet Puype: "Ik heb zijn werken zeer kritisch bekeken. Op basis van die bevindingen hebben we besloten om hem de opdracht toe te vertrouwen: een replica maken van het harnas van prins Maurits van Nassau. Het origineel wordt bewaard in de Hofburg te Wenen."
Lagidse: "Een grote eer. Maar ook moeilijk! Ik kon niet naar Wenen vanwege visumproblemen. Alles heb ik uit boeken en van schilderijen gehaald. Zo'n harnas maak je niet zomaar. Dat gaat heel officieel."
Lagidse stopte 1900 werkuren in het harnas. Het is 168 centimeter hoog, gemaakt van gewalst plaatijzer, glanzend gepolijst en vuurgeblauwd. De ongeveer 450 klinknagels, scharnieren, ogen, haken en pluimkoker zijn verguld. Stuk voor stuk met de hand gemaakt.
Puype: "Het harnas voldeed aan onze hoge verwachtingen. Het is tot in details precies gelijk aan het origineel in Wenen. Het ziet er prachtig uit. Een staaltje vakmanschap. Zeker zijn er in Nederland goede smeden, maar dit is zo specialistisch werk. Als we in Nederland iemand tot dit niveau willen opleiden, sturen we hem naar het buitenland."
"Niet alleen ík vind het prachtig", voegt Puype er snel aan toe. "Voor we het in ons bezit kregen, hebben we het laten zien aan geïnteresseerde partijen en specialisten. Hun oordeel was zeer gunstig. Zelfs een leek ziet niet alleen de hoge kwaliteit, maar ook de cultuurhistorische waarde van zijn vakmanschap."

Bescheidenheid - De paspop in Bergen op Zoom is geharnast. Met het harnas van een Nederlandse piekenier, een nieuwe opdracht van het Leger- en Wapenmuseum. Hij klikt gespen vast en wrijft even over het borststuk. "Prachtig om te maken. Ik ben er constant mee bezig. Vaak kijk ik op internet, op zoek naar vakgenoten. In Nederland zijn veel goede smeden."
Lagidse is beleefd en laat zich niet snel verleiden tot een oordeel. In al zijn bescheidenheid verwijst hij naar websites over harnassen. Die klikt hij ook vaak aan. Aarzelend: "De kwaliteit die ik nastreef, vind ik dan niet. Maar ik wil niet zeggen dat ik de allerbeste bent."
Dat doen anderen wel. Puype: "Ik heb zijn werk eens laten zien aan een beroemde Duitse expert, die voor onderzoek historische zwaarden namaakt. Hij zei: Lagidse is een fantastische edelsmid die geweldige dingen maakt. Onvoorstelbaar goed."
Dichter bij huis verliest directeur Frans Grijzenhout van het Instituut Collectie Nederland waar Lagidse les geeft, zich in superlatieven. "Uniek op het terrein van historische metaalbewerking, zijn kennis van militaria en zijn algemene inzetbaarheid worden door de opleiding en de studenten van het instituut bijzonder gewaardeerd. Wij hopen dan ook in de toekomst veelvuldig van de diensten van Gotscha gebruik te maken."

Anatomisch - Drie jaar geleden won Lagidse op het Internationale Forumexpositie in het Luxemburgse Bourglinster de eerste prijs. Puype: "Je moet niet alleen een goede edelsmid zijn om dit te kunnen maken. Je moet inlevingsvermogen hebben, vormgevoel. Hij moet ook een zeer grote anatomische kennis van het menselijk lichaam hebben. Het harnas moet zo gemaakt worden dat het ook gedragen kan worden."
Zoals het Piekeniersharnas, dat Lagidse momenteel maakt. Een harnas uit de tijd van Tachtigjarige Oorlog. Volgens directeur Puype van het Leger- en Wapenmuseum, dat Lagidse de opdracht gaf, zeer zeldzaam. Lagidse: "Dit harnas moet straks ook gedragen worden tijdens demonstraties. Dit is echt maatwerk. De status van de drager kon je aflezen aan de decoratie. Hoe rijker de decoratie, hoe belangrijker."

Verguld - Het Piekeniersharnas kost hem ruim 700 uur. "Je moet geduld hebben, goed materiaal en ook doorzettingsvermogen. Soms ben je uren bezig met een klein detail, dat vrijwel niemand ziet. Ik geniet als ik deze harnassen maak. Maar ook van andere projecten. Het zit in mijn bloed."
Puype: "Hij maakt harnassen op museumkwaliteit. Ze kunnen in de musea tentoongesteld worden. Dat is een verrijking van de Nederlandse cultuur, omdat het meestal gaat om het opvullen van een hiaat, waarvan complete originele stukken in geen enkele Nederlandse collectie meer voorhanden zijn."
Hiaten zijn er nog genoeg. Lagidse: "Er is nog zoveel moois te maken. Prins Maurits had een verguld harnas. Hij droeg dat als kapitein-generaal. Dat harnas is alleen maar op schilderijen te zien. Dat wil ik reconstrueren."
Ach, hij wil nog zo veel. Naar Wenen reizen en kijken naar het allermooiste harnas. Gedragen door aartshertog Sigmund. "Het harnas van Hendrik de Achtste is ook schitterend. Dat staat in het Royal Armouries Museum in Leeds. Prachtige stukken zijn dat."
Zijn ogen glinsteren weer. "Zo mooi. Dát harnas maken, is mijn droom."

 

Armamentaria / Replica van het harnas van prins Maurits

Selectie uit de aanwinsten. Bij de deelcollectie realia. Inv.nr.114926:

Jan Piet Puype en Frans.A.Th. Smits , aflevering 34, ISSN 0168-1672, ISBN 90-6116-012-X

Afbeelding 1 toont het bovengedeelte van het harnas, namelijk het borstkuras, de schouderplaten en de armharnassen. afbeelding 2 toont het voorwerp ten voeten uit. Voor een foto van de harnassmid, de in 1965 in Georgie (Kaukasus) geboren Gotscha Lagidse, verwijzen we naar het jaarverslag van 1998. Het origineel was reeds twee mal tijdelijk in ons museum, voor tentoonstellingen in 1989 ('Oranje op de bres') en in 1998 ('Van Maurits naar Munster'). Het Legermuseum betreurt het dat er op gehele wereld geen enkel origineel harnas van één der oranjevorsten meer te vinden is, behalve dit ene exemplaar van Maurits van ca.1590, dat telkens terug moest omdat het niet permanent in bruikleen kon worden gehouden. De bruikleengever, de Hofjagd- und Rüstkamer des Kunsthistorischen Museumms in Wenen , stond ons bij hoge uitzondering toe dat wij het originele harnas uit elkaar mochten nemen en zorgvuldig, onderdeel voor onderdeel, door de Georgische meester te laten opmeten, natekenen en kartonen sjablonen laten maken. vervolgens verwaardigde Lagidse de replica binnen 9 maanden. exclusief voorbereidingstijd is er 1600 uur aan het harnas gewerkt. Het materiaal was gewalst plaatijzer (van de Hoogovens) in de diktes 1,1.2, 1.5, 2 en 3 mm dat werd verwerkt in de 169 losse platen waaruit het harnas bestaat. net zoals bij het origineel zijn borstkuras en helm kogelvrij. en zijn dikste platen daarin verwerkt. de platen werden koud gesmeed indien zij slechts gebogen moesten worden, en warm indien er bollingen moesten worden uitgehamerd. In het harnas zijn 450 vergulde klinknagels, scharnieren, haken, ogen en pallen verwerkt, stuk voor stuk met de hand gesmeed. Ofschoon het Legermuseum gewoonlijk authentieke voorwerpen verzamelt, is voor deze in meerdere opzichten waardevolle replica een uitzondering gemaakt en opgenomen in de verzameling.

 

Voor het weggaat, zal ik er leven in blazen

Brabants Dagblad, 12 december 1998

Georgische kunstenaar maakt replica van het harnas prins Maurits - Maanden heeft hij eraan gewerkt. Als door een mysterieuze kracht gedreven soms weken achtereen. Nu is het bijna af. De replica van het ruiterharnas, dat prins Maurits gedragen heeft rond 1590, in het atelier van Gotscha Lagidse (33) staat het robuust en statig op een sokkel. Alsof het zó weg kan lopen.

Gotscha komt uit Georgië. Hij raakte al jong geboeid door de Middeleeuwse wapenrustingen uit Azië en Europa. Als hobby begon hij ze na te maken en later ook te restaureren. Daarmee kreeg Gotscha bekendheid en besloot hij zich te specialiseren in het kunstsmeden.

Aan de muur van zijn atelier hangen twee maliënkolders. Compleet met schild, hoofdtooi, wapenhandschoenen en zwaard. De uitrusting is tot in detail afgewerkt. De ringetjes die het "breipatroon" van de maliënkolder vormen, zijn door midden van kleine gaatjes en nageltjes aaneen geregen. Een gigantisch werk waarna naast vakmanschap, een overdosis geduld voor nodig is. " Na bezoeken aan musea, een enkele expositie en het rondsturen van foto's kreeg ik in Nederland wat bekendheid", vertelt Gotscha. Tijdens de open dag van het Koninklijk Nederlands Leger- en Wapenmuseum in Delft kwam ik in contact met hoofdconservator Jan Piet Puype en daar is deze opdracht uitgekomen." Acht maanden  werkte Gotscha bijna onafgebroken aan zijn meesterwerk. "Ik wist dat ik het kon, al had ik het nooit eerder geprobeerd"- zegt hij trots. "Ik was me er steeds van bewust dat ooit iemand anders dan ik gedaan had wat ik nu deed. En dat maakte het heel bijzonder".

De specialisatie die Gotscha in zijn vingers heeft, begint erg zeldzaam te worden. In Nederland is volgens Puype niemand meer die dit kan. "Het is altijd mijn droomwens geweest het harnas van prins Maurits hier in het museum te hebben. Maar van het origineel kan geen sprake zijn. Dat bevindt zich in Wenen en wordt alleen zo nu en dan uitgeleend. Dus toen de gelegenheid zich voordeed, hebben we daarmee ingestemd".

Gotscha heeft een serieuze studie gemaakt van het originele harnas toen dat in Nederland geëxposeerd werd. Met witte handschoenen aan en geobserveerd door twee camera's, nam hij zorgvuldig de maten van alle 169 deelplaten. De replica wijkt in niets af van het origineel waarvan de rugplaat ontbreekt. Ook het kwaliteitsmerk, een deuk van een musket in de borstplaat, is erin aangebracht. Als straks alle vergulde klinknagels op hun plaats zitten en de dubbel gebeitelde lijnen langs de randen zijn aangebracht, is het harnas klaar.

Ondertussen is hij behoorlijk met zijn werkstuk vergroeid. Het zal hem moeilijk vallen de volgende week afscheid te nemen. "Ze moeten het dan maar snel meenemen, maar voor het weggaat zal ik er leven in blazen". Dan wil Gotscha het maken van wapentuig even loslaten. Zijn volgende werkstuk wordt een lieveheersbeestje met zilveren vleugels. "En liefst in een atelier met 'levend vuur'.

 

Knight’s armour from the hands of a Georgian blacksmith Gotscha Lagidse

An article from "Hephaistos", 5 June 1999

In an improvised workshop he produced the replica of a suit of armour last year, which had been worn by Prince Maurits of Nassau 400 years ago. The original can be seen in the Art-History Museum in Vienna. On the initiative of Gotscha Lagidse this work was commissioned by the main curator of the Army and Weapon Museum in Delft Jan Piet Puype.

The detail measurement of the original suit of armour on loan in Delft and the production of templates and models took 400 working hours alone. The actual production of the armour took 1,5000 working hours. The past of the suit of armour weighing 40 kilograms (88 lbs.) at 168 centimeters (62.2 in.) were hammered from plates of one to three millimeters (.39 to 1.18 in.). After comparison of the original, the finishing touches and the bluing with the flame were done.

Gotscha Lagidse worked with "cold" techniques predominantly, in some cases heating was done by flame, and 800 fastening units, rings, et cetera, were used.

His passion for the production of knights’ armour started during the schooldays of Gotscha Lagidse already when a history teacher awakened his enthusiasm for knighthood. With the help of this teacher, he produced his first work, a Georgian helmet.

 

De belevenissen van een wapensmid

Delftsche Courant, 16 januari 1999

Lagidse begaf zich in Nederland in kringen van kunstsmeden en al gauw kreeg men zijn talent in de gaten. "Ik mocht meewerken aan een expositie in het Maritiem Museum van Texel", zegt de 33 - jarige Lagidse. "De directeur van het museum raadde mij aan om bij het Legermuseum in Delft langs te gaan. Ik heb toen een brief geschreven en op een open dag ben ik met wat werk bij hem langs gegaan. Later kreeg ik een brief terug met de vraag of ik het harnas wilde maken van prins Maurits".

Hoofdconservator J. Puype van het Legermuseum was direct enthousiast over het vakmanschap van Lagidse. "Al een jaar of tien wilden wij een replica van het harnas van prins Maurits laten maken, maar de juiste smid konden we niet vinden. Ik heb contact gehad met het Nederlands gilde van kunstsmeden, maar daar bleek niemand geschikt te zijn voor de opdracht. Toen ik het werk van Lagidse zag, wist ik, dat hij onze man was. Nu achteraf kan ik zeggen dat hij de beste is die ik ken".

In de ruimte van de voormalige militaire garage in Den Bosch werd een smederij voor Lagidse ingericht. Het aambeeld kreeg hij van het Delfts museum, het overige gereedschap werd geschonken door een rijke verzamelaar van harnassen.

De periode tussen het krijgen van de opdracht en het afleveren van het harnas was voor Lagidse een zware tijd. Niet zozeer lichamelijk als wel geestelijk. De opdracht die hij had gekregen was namelijk niet mis. "Zo’n groot Europees harnas had ik nog nooit gemaakt. Ik maakte voornamelijk miniatuurharnassen", zegt hij. "Ik begon heel enthousiast, maar na een tijdje werd dat minder. Ik had ook andere dingen aan mijn hoofd. Als ik het echt moeilijk had belde ik een monnik die ik ken, hij zorgde ervoor dat ik weer rustig werd. Toen ik eenmaal een hand van het harnas af had en zag dat het goed was, kreeg ik er weer zin in. Ik heb mezelf opgedragen dat ik werken moest en dat deed ik. Soms elf of twaalf uur per dag".

Lagidse zegt zich geïnspireerd te hebben gevoeld door het contact met de conservator van het Legermuseum. Hij kijkt naar een foto van Puype, die aan de muur boven zijn bureau in de smederij hangt. "Om de drie dagen belden we elkaar om de vorderingen te bespreken. Het leek wel of er een soort telepathie tussen ons bestond. Volgens mij is hij nu van plan een boek te schrijven over het ontstaan van het harnas". Achteraf ziet Lagidse de hele periode als een wonder, een sprookje. "Dat ik vanuit Georgië hier terecht kwam en via via met meneer Puype in aanraking kwam noem ik geen toeval. Het is van bovenaf gekomen. Dat ik alles op tijd af had en het harnas op tijd bij het museum kon afleveren is gewoon Gods werk. Ik vind het nog steeds ongelooflijk", zegt Lagidse in zijn geïmproviseerde smederij. "Het was een sprookje voor mij. Toen het harnas eenmaal weg was, had ik veel verdriet, want ik miste het".

Lagidse houdt duidelijk zielsveel van zijn werk. Hij pakt een boek erbij, waarin oude meesters staan en slaat het open. Hij laat een ets zien van het atelier Michelangelo. "Kijk, wat een mooie werkplaats hij toen al had, zoiets wil ik over een tijdje ook hebben. Zie je die mooie kleren die Michelangelo draagt. Dat bewijst dat hij een grote meester was. Wij zijn tovenaars", grapt hij. Maar hij meent het. Nu het verhaal van het harnas voorbij is, stapt Lagidse het liefst zo snel mogelijk in het volgende sprookje. Hij heeft al veel opdrachten gekregen, in Europa, maar ook in Amerika. Het liefst gaat hij verder met vrije werk. "Maar daar is op het moment niet zo goed van te leven als van harnassen’.

 

Alleen deze man kon dit harnas namaken

De Volkskrant, 15 december 1998, door Christie Hoofmeester 

Tien jaar lang zocht het Koninklijk Nederlands Leger- en Wapenmuseum in Delft zonder succes naar een smid met voldoende vakkennis om een kopie te maken van het ijzeren harnas van prins Maurits uit 1590. Tot dat Gotscha Lagidse zichzelf tijdens een open dag van het museum de juiste man toonde. Vrijdag staat zijn werk in het museum.

In zijn smederij in Den Bosch is Lagidse na 1600 arbeidsuren bezig met het laatste beenstuk. Aan de muur hangen twee maliënkolders, helmen en talloze foto's van de originele wapenuitrusting, die in Wenen staat. De vergulde klinknagels, de 169 deelplaten, de deuk in de borstkas, zelfs het ontbreken van de rugplaat en de rechter wijsvinger: Lagidse heeft alles perfect nagemaakt.

Hij heeft nauwelijks kans gehad om het origineel te bestuderen. Het maken van harnassen was niettemin zijn droom. "Een harnas is het symbool van de macht van een natie. Al vanaf mijn 14e ben ik bezig met oorlogstuig. Nederlandse harnassen uit de zestiende en zeventiende eeuw zijn zeer beroemd en gracieus".

Hoofdconservator Jan Piet Puype van het Legermuseum: "In heel Europa ken ik niemand die zowel goed in het smeden is, als anatomisch zo'n perfecte stijl heeft. In Georgië hebben mensen tot het begin deze eeuw nog harnassen gemaakt. Lagidse is meer dan zomaar een blikknipper. In de toekomst hoop ik vaker met hem samen te werken, hij kan onze naam gebruiken, we zijn vakmanschap".

Over het harnas, dat vanaf januari in het Legermuseum is te zien, heeft Lagidse zich minder zorgen gemaakt. Eén dag van de anderhalf jaar dat hij aan het metalen pak werkte, betwijfelde hij of het wel goed zou worden. "Het was spannend werk", zegt hij, "vooral het maken van de helm". Daarvan luisterden de vormen heel nauw. "Ik was er alle dagen mee bezig, begon vaak om zes uur in de ochtend. En als je aan het werk bent, hoef je niet de hele tijd na te denken".

Zoals voor de toekomst. "Ik wil daar alleen maar positief over zijn. Ik ben een Georgisch Kunstenaar en ik wil graag ook een Nederlands Kunstenaar worden. Het liefst zou ik autonoom werk maken, van zilver of brons."

 

Prins Mauritsharnas op het Legermuseum

Delftsche Courant, 18 december 1998

DELFT - Het Koninklijk Leger- en Wapenmuseum in Delft is eindelijk in het bezit van een replica van het harnas van prins Maurits. Jarenlang werd gezocht naar een geschikte smid, maar die werd in Nederland niet gevonden. Uiteindelijk bleek de Georgiër Gotscha Lagidse de juiste man te zijn.

"Eigenlijk heeft hij ons gevonden, licht hoofdconservator J. Puype toe. "Twee jaar geleden meldde Gotscha zich bij ons om zijn werk aan te bieden. Al snel had ik in de gaten dat hij een uniek vakman was".

In een geïmproviseerde atelier bij Den Bosch is Gotscha in maart begonnen met het werken aan de replica van het harnas. "Wij hebben hem een aanbeeld geschonken. Henk Visser, een rijke verzamelaar, heeft de rest van het benodigde gereedschap gesponsord", aldus Puype, die trots is op de nieuwste aanwinst van het museum.

Het originele harnas van prins Maurits is al ruim 400 jaar onderdeel van een Oostenrijkse harnasverzameling. "In 1596 schonk Maurits zijn harnas aan aartshertog Ferdinand von Tirol. De aartshertog verzamelde harnassen van beroemde Europese koningen en generaals", legt Puype uit. "Nu is het harnas in het Kunsthistorisch Museum in Wenen". Net als het origineel heeft de replica een deukje in de buikstreek. "Dat deukje is afkomstig van een 18 millimeter kogel uit een musket, een groot geweer uit de tijd van Maurits. Het was een gewoonte dat harnassen werden getest voordat ze werden afgeleverd. Het deukje bewijst dat het niet een sier-, maar om een echt oorlogsharnas gaat", aldus Puype.

Tamtam - De hoofdconservator was eigenlijk van plan om het harnas in januari met "veel tamtam" te presenteren, maar omdat de pers al op de hoogte was gebracht heeft hij het harnas gisteren al aan de collectie van het Museum toegevoegd.

"Gotscha heeft afgelopen week toen hij klaar was het Brabants Dagblad ingelicht over zijn werk. Daar schrok ik best van, want toen wist iedereen dat er een kostbaar harnas op een minderbeveiligde terrein was. Gotscha heeft de laatste twee nachten dan ook bij het harnas in atelier doorgebracht om roof of beschadiging tegen te gaan'.

Sinds afgelopen nacht kunnen beide heren weer rustig slapen: het harnas staat veilig achter glas. De lang gekoesterde wens is ingewilligd.

 

Galerie "Bremmer", Tilburg, 03 september 2000

Dr. Z. Kalanda / kunstcriticus

Realiteit en dromen, kindertijd, dagelijkse impressies en de spirituele achtergrond van het geboorteland. Verschillende combinaties van het hierboven genoemde zijn op verschillende niveaus werkzaam bij het scheppen van kunst.

Gotscha is geboren en opgegroeid in Georgië. Dit zonnige land, herbergt een rijkdom aan een zeer oude cultuur en mythologie en is bekend om zijn speciale leefwijze en bestaande oude tradities. Door archeologen zijn specifieke Georgische wapenuitrustingen gevonden vanaf de achtste eeuw voor Christus. De Griekse historicus Heradotos maakt al in de vijfde eeuw voor Christus melding over de tradities en kunst in het harnasmaken in Georgië.

Georgiërs zien het harnas niet enkel als een middel tot fysieke verdediging maar het symboliseert ook hun spirituele kracht. Dat kan een van de redenen zijn waarom soms het harnas en/of wapenuitrusting aan Christelijke kerken werd geschonken. Eén van de attributen van een Georgische wapenuitrusting is het maliënkolder, wat is gemaakt door ringen aanelkaar te sluiten. De ringen zelf kunnen verschillend van vorm zijn; dat is afhankelijk van het doel en het creatieve proces van de maker. Zowel maliënkolder als andere onderdelen van wapenuitrustingen werden traditioneel gemaakt vanuit kunstenaars attitude. Daarom is bijna elke Georgische wapenuitrusting anders en verschillend van elkaar door deze stilistische en creatieve onafhankelijkheid van de maker. Gebaseerd op dit filosofisch fundament en met inzicht in de wapenuitrusting, brengt Gotscha met bijna vergeten technieken deze oude kunst weer tot leven. Hij maakt wapenuitrustingen binnen het artistiek creatief proces en brengt nieuwe dimensies en nuances in vorm, zowel in de grote delen als in details. Daarom heeft zijn werk in deze richting een zeer sterke eigen identiteit en heeft daarmee een hoge originele en artistieke waarde.

Met deze door hem beheerste technieken schept hij ook kleine sculpturen, waardor deze ook heel bijzonder zijn. Deze sculpturen hebben veelal ronde vormen, wat een zekere stilistische richting aangeeft.

In het werk van Gotscha kun je ook sterk Christelijke symbolen zien, met als bedoeling het diep spiritueel fundament van de mensheid te verbeelden. Maar ook zie je bij Gotscha persoonlijke symbolen zoals: de bloem - symbool van schoonheid, de bolvorm - als symbool van het universele van vorm/of idee.

 

Gotscha Lagidse smeedt cultuur tot kunst

Door Bernard de Haas, journalist, 1999

Eelsmid uit Georgië - het vaderland van ijzer en brons - waar de metaalkunst altijd hoog in aanzien staat. Georgië ligt tussen de Kaspische Zee en de Zwarte Zee aan de noordelijke grens van Iran, gebieden waar eeuwenlang Perzen, Turken, Russen en in deze eeuw ook Duitsers aanspraak op maakten. De vrijheidsdrang van de Georgiërs en hun militante geschiedenis zorgden voor de ontwikkeling van een rijke cultuur. Tot in de negentiende eeuw had elke familie nog zijn eigen complete wapenrusting aan de muur. Metaal hoort bij de cultuur van dit land.

Een enthousiaste leraar wakkerde in de jonge Gotscha de belangstelling voor wapens en wapenrustingen uit de geschiedenis aan. Met zijn aangeboren talenten, groeiden kennis en kunde tot een ware passie voor harnassen, zwaarden en maliënkolders. Op jonge leeftijd restaureerde hij de oude uitrusting van zijn familie. Door het werken met het en het restaureren van oude wapenrustingen, maakte hij zich de metaalkunst eigen. Tijdens zijn studie aan de technische universiteit verwierf hij het predikaat 'Volksmeester van kunsten'. Vanaf 1994 verblijft en werkt Gotscha in Nederland en is al geliefd als kunstenaar. Thans is hij in Georgië en in Europa erkend als een van de belangrijke experts op het gebied van restauratie en reconstructie van historische harnassen. Gotscha maakt schitterende miniaturen van ridders in wapenrusting, maar hij kan ook complete harnassen, helmen en maliënkolders op ware grootte creëren. Het liefst werkt hij voor musea, die oude ridderuitrustingen beheren. In 1998 voltooide Gotscha, in opdracht van Nederlandse Legermuseum, een replica van het harnas van Prins Maurits naar zijn persoonlijke ruiterharnas. Onze roemruchte stadhouder liet dit harnas maken in het jaren 1590-1595. Er werden net in die periode verbeterde ruiterharnassen ontwikkeld. Dit enig overgebleven harnas van de prins is een van de weinig authentieke harnassen die bewaard gebleven zijn. Het is een echt strijdharnas, sober en slechts veertig kilo licht, waarin de ruiter zich goed kon bewegen.

Maurits gaf dit harnas van Nederlandse makelij cadeau aan, nota bene de Rooms katholieke aartshertog Ferdinand von Tirol. Ferdinand was een fervent verzamelaar van wapens en harnassen en in het jaar 1601 publiceerde hij een catalogus van zijn verzameling. In het overzicht is ook het harnas van Maurits opgenomen. Blijkbaar had de protestantse Maurits, ondanks de Hollandse vijandschap met de Spaanse koning Philips II, geen moeite met persoonlijke vriendschap met de Roomse kerkvorst van Wenen. In 1998 is het 350 jaar geleden, dat de vrede van Munster een einde maakte aan de Tachtigjarige oorlog. Het Legermuseum heeft het harnas geplaatst in een tentoonstelling, die gewijd is aan de strijd, de tactiek en aan de wapens uit de Tachtigjarige Oorlog. Het is mogelijk dat onze schoolboekjes Maurits als strateeg te veel lof toezwaaien. Maar het is de grote verdienste van de prins, dat hij zijn legers trainde, tot elke manoeuvre feilloos als door één man werd uitgevoerd, naar het voorbeeld van de Romeinse legioenen in de glorietijd van het Romeinse rijk.

Gotscha is een van de vier of vijf wapensmeden in Europa die een historisch verantwoorde kopie op ware grootte van het harnas van Maurits maken kan. In Georgië werkte Gotscha, behalve voor musea en particulieren, ook voor het atelier van Tsereteli, de man die het monument voor het gebouw van de Verenigde Naties ontwierp. Gezien de geschiedenis van zijn land gaat de belangstelling in Georgië in de eerste plaats uit naar Gotscha's buitengewone vaardigheden als harnasmaker. Voor een compleet maliënkolder, waarvan Georgië zeven verschillende soorten kent, steekt hij dag in dag uit, maanden lang zelfgesmede ijzeren ringetjes door elkaar. Elk ringetje wordt aan de uiteinden dicht geklonken. In 1996 organiseerde het Maritiem Museum Texel een herdenking van de Georgische opstand tegen de Duitse bezetting op het eiland. Gotscha toonde er een complete wapenrusting op ware grootte. Tijdens de tweede wereldoorlog kozen de Georgiërs aanvankelijk de kant van de Duitsers tegen de Russen die Georgië bezet hielden. Met de Duitsers kwamen er ook Georgiërs naar Texel. De strijdbare Georgiërs, die eeuwen lang hun land van vreemde overheersing wisten te vrijwaren en de vrijheidlievende Texelaars begrepen elkaar. Achthonderd Georgiërs moesten vechten tegen een overmacht van zeker drie bataljons van ongeveer 3600 man. Op Texel liggen 476 Georgiërs begraven op een speciale erebegraafplaats. Op een houten monument achter glas las men: Hier rusten de dappere strijders van het dappere Georgische bataljon, die op het eiland Texel allen tot de laatste adem hebben gevochten voor hun vrijheid tegen de Duitse terreur.

Behalve in wapens en wapenuitrustingen toont Gotscha zijn kunstenaarschap in beelden en sculpturen. Hij exposeerde vroeger al in Oostenrijk. In Nederland is op verschillende plaatsen werk van hem te zien geweest. Zijn beelden kenmerken zich door de lichtvoetigheid die ze uitstralen. Hoewel van ijzer, zilver en koper wekken zijn lieveheersbeestjes de indruk elk moment te kunnen wegvliegen. IJzeren bloemen in perfecte balans wenden zich levendig naar de zon. De Heilige Nino is de beschermheilige van Georgië. Zij maakte een kruis van druiventakken. Aan dit kruis hebben de Georgische kruisen hun enigszins afhangende armen te danken. Gotscha maakt Georgische kruisen vooral van ijzer, maar ook van zilver voor een altaar of kleiner, om aan een ketting te worden gedragen.

Voor "de Vader van de Smeedkunst", professor Alfred Habermann, maakte Gotscha een ketting van gesmede ijzeren ringetjes met op elk van de ringen de naam van de professor en op de andere kant de naam van diens echtgenote. Habermann is professor van het Europees Centrum voor Monumentenzorg en Restauratie in Venetië, zonder enige twijfel in Europa het belangrijkste instituut op dit gebied.

Het werk van Gotscha valt op door buitengewone artistieke en ambachtelijke vaardigheid en vakkennis, door zorgvuldig detailleren zonder overdrijven, hoge eisen stellend aan de afwerking en vooral door groot kunstenaarschap. "... Ik teken niet zoveel van tevoren", zegt hij. "Ik haal de vormen uit het metaal, zoals ik ze voel, zonder veel passen en meten. Dan valt er wel eens te veel af dat nergens meer voor te gebruiken is. Dat hoort eigenlijk niet, maar het is nu eenmaal mijn manier van werken."

 

Keurmerk

Metaalschrift, nr. 2, 2000. Uitgave van OOM en O+A, door L. Knoop

Gotscha Lagidse (34) fantaseerde als scholier over veldslagen tussen zijn moederland Georgië en Perzische of Turkse troepen. Vooral over de schitterende wapenuitrustingen. In opdracht van het 'Delftse Legermuseum' heeft Gotscha een ruiterharnas van prins Maurits nagemaakt.

Gotscha heeft Maurits’ harnas gekopieerd in zijn werkplaats bij Den Bosch. Toen het Legermuseum het origineel uit Wenen in 1998 te gast had, kwam Gotscha tien keer naar Delft om alle harnasdelen op te meten en te fotograferen. Daarna bestelde hij staalplaat in diverse diktes. Niet roestvrij, want dat kenden 16e eeuwers niet. Wel blauwde Gotscha het staal, met een brander.

Musketkogel. Het kostte een jaar denk- en millimeterwerk, maar Gotscha smeedde een perfecte replica. RTL5 filmde hoe Gotscha de 169 onderdelen uiteindelijk met scharnieren in elkaar zette. In het Legermuseum kom je het tweelingbroertje van Maurits’ harnas vanzelf tegen: in de collectie van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). Maurits vocht net als ´Pa´ Willen van Oranje tegen Spanje, maar werd vooral bekend als militair vernieuwer. Hij vormde brute huurtroepen om tot een keurig beroepsleger.

Dat Maurits niet groot was, verraadt zijn harnas. Opvallend ook dat de rechter wijsvinger en het rugstuk missen: net als bij het origineel. Op buikhoogte flikkert een kogelinslag. Een moordaanslag op Maurits? Welnee. Dit puntje garandeerde dat het een strijdharnas was, geen sierstuk. Gotscha bracht dit kwaliteitsmerk wel aan, maar niet met een musket.

Allerklassiekst. Veertin was Gotscha toen hij zijn eerste helm maakte. Daarna leerde hij het edelsmeden: ’Ik keek in ateliers rond hoe het moest’. Gotscha had goede ogen, want in Nederland is geen betere wapensmid te vinden. Wat hij momenteel doet? Ik heb een miniatuurharnas gemaakt. Van ijzer, het alleroudste materiaal!"

 

Pronkstuk

Brabants Dagblad, door A.K. Beekman, 7 september 2000

Beeldende kunst, Expositie in Galerie Bremmer te Tilburg

Picasso, zo heet dit lieveheersbeestje. Het is één van mijn favoriete stukken. Die naam kwam in mij op toen ik het aan het maken was. Het is dus meer een gevoel. Picasso is wel mijn favoriete kunstenaar. Hij heeft net als ik in veel stijlen gewerkt. Het lieveheersbeestje is voor mij ook een nieuwe stijl. Ik heb nog wel even getwijfeld of ik het wel naar Picasso kon noemen, maar toen ik die Citroën Picasso zag rijden, wist ik zeker dat het wel ging. Ik hou van lieveheerbeestjes. Ik heb een bijzondere band met de natuur en het lieveheersbeestje is de beschermer van de bloemen en planten. Een heel moedig beestje.

In 1994 ben ik naar Nederland gekomen. Georgië is mijn moederland. Het lieveheersbeestje noemt men daar Chia-Maia. Net als lieveheersbeestje een hele mooie naam. Als mensen in Georgië iets kwijt zijn, roepen ze ook naar de lieveheersbeestjes. Die helpen dan met zoeken. Als kind was ik al verliefd op ze. Het is een heel mooi, aardig en goed diertje.

Behalve het lieveheersbeestje zijn er op de expositie ook harnassen te zien. Harnassen fascineren me. De letterlijke harnassen, maar ook een lieveheersbeestje of schildpad heeft er één. Dat zijn allemaal pantsers die kunt zien. Maar volgens mij heeft alles een harnas, soms zichtbaar en soms onzichtbaar.

Vier jaar geleden heb ik voor het eerst een lieveheersbeestje gemaakt. In totaal heb ik er nu tien. Ze zien er allemaal heel anders uit en hebben ook allemaal een andere naam. Zo is er ook eentje die 'Lieveheerbeestje op ijs’ heet. Ik heb ook andere materialen gebruikt voor de kevers: zilver, koper, messing en ijzer. Voor Picasso heb ik ijzer en zilver genomen. Het is mijn favoriet omdat het de allerbeste is uit de serie. Het is ook de bedoeling dat het iedere keer beter wordt.

Het lieveheersbeestje is met veel vakmanschap gemaakt, dat wel. Maar de techniek, komt voor mij echt op de tweede plaats. Ik maak een ontwerp in mijn hersens en zie het voor mijn ogen. Daarna maak ik het gewoon’.

 

Georgie / Tbilisi-1988, "The Beatles" zongen

Axalgaxrda Komunisti, Tbilisi - 5 juli 1988, door Mamuka Patshuahvili

Onlangs waren voorbijgangers getuige van een vreemde scène voor de uitgeverij. Een moderne jongeman, maar wonderlijk gekleed. Een fotograaf maakte foto’s. De jongeman was erg gespannen, probeerde niet te letten op de voorbijgangers, en wachtte op de fotograaf die kalm zijn werk deed. De mensen keken nieuwsgierig naar de jongeman, gekleed in wapenrusting met helm, die ook niet het Khevsurisch zwaard niet had vergeten. Iedereen dacht dat ze hier een film aan het opnemen waren. Maar de zaak zat heel anders in elkaar... Onze fotocorrespondent, Oleg Gvelesiani, was foto’s aan het maken van de 4e jaars student aan het Technische Universiteit van Tbilisi, Gotscha Lagidse, die een zelfgemaakte wapenrusting droeg. Dit waren moeilijke momenten voor Gotscha, die alles doet voor zijn werk, maar niet om ermee te pronken. Om op klaarlichte dag zonder schaamte met zijn eigen werk tevoorschijn te komen, was niet gemakkelijk voor de bescheiden man. Maar hij kon het verzoek van onze redactie niet weigeren, en op dat ogenblik werd de foto genomen.  Nooit meer gezien, wie daar zo in Tbilisi binnendrong.

Hetzelfde gevoel hadden de Elizarashvili's, de laatsten die wisten hoe je Georgisch "Djavari" (Zaren) kon maken. Ze wilden het geheim van deze kunst niet laten verdwijnen en ontliepen ook niet de kans het aan een ander te leren. Georgië was samen met India beroemd om de productie van het beste "Djavari" staal in de wereld. Er was geen beter zwaard in de wereld dan het Georgische. In Tbilisi leefde in de negentiende eeuw de familie Elizarashvili, waarvan voorouder Giorgi een belangrijk Meester was. Hij had de kunst geërfd en later aan zijn zonen en kleinzonen doorgegeven. De productie van het zwaard was geheim. Maar één van zijn zonen, Kharaman, gaf in 1828 het geheim van de Georgische zwaardstaal productie, alsook zijn eigen modellen aan Rusland. Generaal Paskevich stuurde deze modellen naar Tsar Nocholai de eerste. Snel nadien werden er vanuit de Russische fabriek van Zlatoust de vooruitstrevende meesters Ivjakov, Djatlov en de Duitse Meester Vasil Golfers naar Georgië gezonden. Maar de mensen die dit vak kenden zeiden vaak, dat de Russische meesters wel goede zwaarden in Tbilisi maakten, maar dat niet konden doen in Rusland, omdat enkel theoretische kennis blijkt niet genoeg was.

Deze dagen is het recept van Elizarahvili’s staal bekend. Indisch ijzer "Vuts", Georgische Hoefijzers, Georgische staal en gietijzerpoeder wordt dooreen gemengd. Maar het recept alleen is niet voldoende. Je moet praktische kennis, geduld en professionele bekwaamheid hebben. Gotscha’s droom is het om zo'n zwaard te smeden. Hij deelde dit idee met Temur Sulkhanishvili en vroeg hem om hulp. Temur Sulkhanischvili is de persoon die de Poort van het Rustaveli Theater heeft gereconstrueerd. Na het zien van Gotscha’ werk besloot deze hem te helpen.

Het woordje "werk" is snel gezegd. Maar Gotscha kent de waarde ervan. Het begon al vroeg op school. In die tijd raakte hij door zijn geschiedenisdocent geïnteresseerd in het restaureren van Georgische wapenrustingen. Deze toonde hem exemplaren met schild. Gotscha zat toen in het 9e leerjaar. Vanaf toen werd Gotscha een frequent bezoeker van het Kunstmuseum van Georgië. Hij stond uren wapenrustingen en helmen te bestuderen. Later maakte hij zelf een helm, daarna proef van de maliënkolder. Het werk was erg moeilijk, moeilijker dan hij zich had voorgesteld, maar tegelijk attractief. Hij zat er uren aan, werkend en kijkend naar het staaldraad. In dezelfde kamer zongen "De Beatles". De tijd verstreek. Zijn liefde werd groter. Hij wist dat hij klaar was om een Georgische wapenrusting te maken. Hij werkte bijna de hele zomer. Het meest arbeidsintensieve was het maken van de maliënkolder. Hierin zijn 56000 kleine ringen, in totaal 9 kg staal verwerkt. In de maliënkolder is elke ring verbonden met vier andere ringen. Gotscha werkt twee maanden aan de vervaardiging van het pantserhemd. Dan maakte hij de armstukken en de helm. Later maakte hij het Chevsurische zwaard met geelkoperen schede en het schild. Niet alleen specialisten raakten geïnteresseerd in zijn werk. Iedereen vond het mooi, maar de specialisten schatten Gotscha’s werk op waarde. Zij verleenden hem de titel "Meester van Volkskunst". Het werk van Meester werd naar Oostenrijk gezonden om te exposeren en later naar vele tentoonstellingen. De grote Georgische kunstenaar Guram Gabahvili vermeldt dat Gotscha erg geliefd, doelgericht en een vaderlandslievende jongeman is.

Gotscha zal spoedig vader worden en zijn kinderen zullen ook de liefde voor oude kunst hebben, en ze zullen de geheimen van dit vak beheersen. Gotscha is nog jong, en heeft nog veel tijd om meer te doen. Binnenkort zal hij aan het instituut af studeren. Hij is van plan... om een West-Europese wapenrusting te gaan maken.

 

harnassen, harnassen, harnassen, harnassen, harnassen, harnassen, harnassen, harnassen, harnas, lantaarn, lantaarns, modern lantaren, modern lantarens, klassieke lantaarn, klassiek lantarens, lantarens, exclusieve verlichting,
 koperen lantaarns, Amsterdamse lantaarn, Amsterdamse lantarens, buit

Gotscha Lagidse

Gotscha

actueel

Nieuws

exclusieve verlichting, lantaarns

Lantaarns

harnassen,miniatuuren,zwaarden

Harnassen

restauratie

Restauratie

kunst in metaal,zilver,bijous

Beelden

sacraal, liturgisch metaal

Sacraal



E-mail